| |
| |
| |
Kroniek
Kroniek van de samenwerking
Taal
Eponiemenboekje
Bij uitgeverij BZZTôH in Den Haag verscheen kort geleden het boekje ‘Van Achilleshiel tot De Toorn van Zeus / Bijbelse en mythologische eponiemen in de Nederlandse taal’. Het is een verklarend woordenboek van eponiemen, uitdrukkingen die afgeleid zijn van een persoonsnaam, met name van eponiemen die hun oorsprong vinden in de Bijbel en in de Oudheid. Voor elk eponiem krijgen we de ontstaansgeschiedenis en de betekenis ervan in het hedendaagse taalgebruik. Achteraan in het boekje is een lijstje opgenomen met de uitspraak en de klemtoon van de klassieke en bijbelse eigennamen. Ten slotte vinden we een - uitgebreidoverzicht van de geraadpleegde literatuur.
Een klein, maar waardevol naslagwerk voor de cultuurbewuste taalgebruiker. De auteurs, dr. C.G.L. Apeldoorn en dr. T. Beijer, zijn te bescheiden: we komen niets te weten over hun academische achtergrond. Daar zou best iets aan gedaan worden bij de tweede editie.
‘Van Achilleshiel tot De Toorn van Zeus’, dr. C.G.L. Apeldoorn en dr. T. Beijer, wordt uitgegeven door BZZTôH, Den Haag, telt 160 pp., kost fl. 19,50/390 BF, en is verkrijgbaar in de boekhandel.
| |
Het groot Nederlands dictee op 46 preselectieplaatsen
Het Groot Nederlands Dictee van het Davidsfonds is de grootste taalwedstrijd in Vlaanderen en Nederland.
Meer dan 2.500 kandidaten namen deel aan de vorige edities van deze speelse spellingtest voor het brede publiek. Tussen de deelnemers waren o.a. heel wat leerlingen en studenten. De meeste andere kandidaten waren niet professioneel bezig met taal. Ook aan de vierde editie in 1998 kan iedereen met kans op succes deelnemen. Een gezonde belangstelling voor taal en houden van een vleugje competitie volstaan! Er zijn trouwens voor meer dan 1.000.000 fr. prijzen te winnen.
Op zaterdag 14 februari 1998 om 10 uur vinden op 46 plaatsen in Vlaanderen de preselecties plaats van de vierde editie. Iedereen die 16 jaar is op 1 januari 1998 kan meedoen. De preselectie die één uur duurt, bestaat uit twee proeven: een gevarieerde spellingtest en een aantal zinnen waarin fouten worden onderstreept. De 120 beste deelnemers stromen daarna door naar de halve finales met spellingproef en dictee. De 40 beste halve finalisten kampen uiteindelijk om de overwinning via het grote dictee tijdens de nationale eindstrijd op zaterdagnamiddag 28 maart 1998 in Brussel.
Als norm voor de wedstrijd geldt de spelling zoals ze is aangegeven in de officiële Woordenlijst der Nederlandse taal, 1995 en in Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal 1995, 12de druk (1ste oplage + spellingbrochure of 2de oplage).
De inschrijvingsprijs bedraagt BEF 200.- (voor Davidsfonds leden: BEF 150.-) en voor leerlingen en studenten (tussen 16 en 25 jaar oud): BEF 100.- Onderwijsinstellingen die met meer dan 10 leerlingen deelnemen, krijgen gratis het boek ‘Ik schrijf zonder fouten’.
Wie een informatiefolder met deelnemingsstrook wenst, kan die verkrijgen op het Nationaal Secretariaat van het Davidsfonds, Blijde-Inkomstraat 79-81, 3000 Leuven - 016/31 06 00 (Vragen naar Jan Vaes).
| |
Taalunie: exit G. van den Bergh
Op 10 oktober 1997 raakte bekend dat Greetje van den Bergh, algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie (NTU), per 1 januari 1998 overstapt naar een andere werkkring. Van den Bergh, die een zestal maanden geleden pas door het comité van ministers van de NTU herbenoemd werd voor een termijn van vier jaar, wordt hoofdinspecteur hoger onderwijs bij het Nederlandse ministerie van Onderwijs, Cultuur en Welzijn. De traditie wil dat een Nederlandse
| |
| |
algemeen secretaris wordt opgevolgd door een Vlaming, en vice versa.
Blijft deze traditie overeind, dan zal de volgende NTU-secretaris een Vlaming zijn. Concreet betekent dat dat de Vlaamse Taalunieministers, Luc Martens en Luc Van den Bossche, een kandidaat voorstellen aan hun Nederlandse collega's, Jo Ritzen en Aad Nuis. Wij hopen dat de ministers Martens en Van den Bossche niet alleen de functie publiek vacant verklaren, maar dat ze ook een ernstig vergelijkend examen organiseren en de daaruit voortkomende, beste kandidaat selecteren. Partijpolitieke keuzes en afspraken moeten eindelijk, en voorgoed, overboord gegooid worden. Een open, eerlijke en ernstige selectieprocedure kan de reputatie van de Vlaamse regering, de deelstaat Vlaanderen en de Nederlandse Taalunie alleen maar ten goede komen.
| |
Boek
Marcel Janssens: nieuwe voorzitter van literaire vereniging en uitgeverij Davidsfonds/Clauwaert
Marcel Janssens, gewoon hoogleraar Nederlandse literatuur aan de K.U. Leuven, heeft zopas het voorzitterschap aanvaard van de literaire vereniging en uitgeverij Davidsfonds/Clauwaert. Hij volgt in die functie prof. dr. Jos Smeyers op. Jos Smeyers werd in 1988 voorzitter van de toen veertigjarige literaire vereniging De Clauwaert, Onder zijn voorzitterschap kwam de gezamelijke imprint Davidsfonds/Clauwaert tot stand.
Jos Smeyers gaf les aan het Hoger Sint-Lukasinstituut in Schaarbeek, Zijn hoofdopdracht als hoogleraar Nederlandse letterkunde vervulde hij aan de Facultés Universitaires Saint-Louis in Brussel. Jos Smeyers is een autoriteit op het vlak van de literatuur in de Oostenrijkse Nederlanden. Hij is ook actief als prozaschrijver.
Professor Janssens staat bekend als een begaafd redenaar. Ook zijn onderzoek en publicaties kunnen op ruime waardering rekenen in binnen- en buitenland. Zijn werk werd meerdere malen bekroond. Marcel Janssens is ook een veelgevraagd gasthoogleraar aan buitenlandse universiteiten. Vandaag is Davidsfonds/Clauwaert vrijwel de enig overgebleven Vlaamse onafhankelijke literaire uitgeverij. Zij ziet het dan ook als haar belangrijke taak de Vlaamse literatuur te blijven stimuleren en naar buiten te brengen. Met Marcel Janssens als voorzitter wil Davidsfonds/Clauwaert verder bouwen aan de toekomst met een sterk literair fonds.
| |
The Low Countries
Zopas verscheen het vijfde jaarboek The Low Countries. Arts and Society in Flanders and the Netherlands, uitgegeven door de Vlaams-Nederlandse Stichting Ons Erfdeel.
De Stichting wil met dit jaarboek aan de Engelstalige wereld de cultuur en de samenleving van het Nederlandse taalgebied presenteren.
In de vijfde editie van het jaarboek The Low Countries staan bijdragen van auteurs uit Nederland, Vlaanderen en andere landen. Hun artikelen hebben zowel betrekking op eigentijdse cultuur als op het culturele verleden van de Lage Landen.
Verder bevat het boek ook stukken over hedendaagse en oudere beeldende kunst, over toegepaste kunsten, Antwerpen vroeger en nu, cartografie, de Vlaamse film, televisie in Nederland en Vlaanderen en over reisliteratuur in de Lage Landen.
Het jaarboek The Low Countries 1997-98 telt 320 pagina's in vierkleurendruk. Naast grote artikelen over literatuur, kunst en maatschappij, bevat het boek ook een culturele kroniek, waarin korte bijdragen over manifestaties, gebeurtenissen en boeken, relevant voor de Engelstalige wereld, zijn opgenomen.
The Low Countries kan worden besteld bij ‘Stichting Ons Erfdeel’, Murissonstraat 260, 8931 Rekkem, België.
| |
Ons Erfdeel, 40ste jaargang nr. 4, september-oktober 1997
Op 8 september 1997 werd postuum de nieuwe bundel Vingerafdrukken van Herman de Coninck voorgesteld. In zijn bijdrage ‘Herman de Coninck, balancerend tussen Toon Hermans en Hans Faverey’ gaat Ad Zuiderent in op de betekenis van De Coninck en bespreekt daarna de nieuwe bundel.
Een van de belangrijkste Nederlandstalige romans van 1997 is zonder twijfel In Babylon van Marcel Möring. Daan Cartens geeft deze nieuwe roman een plaats binnen het hele oeuvre van Möring.
In het voorjaar verbleef de auteur Stefan Hertmans enkele weken in Wenen, o.a. als ‘Writer in residence’
| |
| |
aan de afdeling Nederlands van de Weense universiteit. Hertmans noteerde op een heel persoonlijke, dagboekachtige manier, zijn indrukken.
De afgelopen jaren is er een verschuiving merkbaar in de discussie over de maatschappelijke invloed van televisiekijken. De aandacht richt zich niet enkel meer op de psychologische, maar ook op de politieke gevolgen van televisiekijken. In zijn bijdrage ‘Televisie op het beklaagdenbankje’ vraagt Marc Hooghe zich af of dit medium bijdraagt tot de ondergang van een democratische politieke cultuur.
De held van het potspel, een boekje van Dirkje Kuik, was voor Geert van Istendael een ontdekking. Langzamerhand leerde hij alle boeken van deze Utrechtse schrijfster kennen én appreciëren, en werd hij ook een liefhebber van haar beeldend werk. Thomas van den Bergh bespreekt het cabaret in Nederland dat kenmerkend is voor de jaren negentig.
Overal in Europa zijn grote infrastructuurwerken aan de gang, of in voorbereiding. Alleen al in Nederland en Vlaanderen gaat het o.a. over de uitbreiding van de luchthavens van Zaventem en Schiphol, de Betuweroute, de ‘IJzeren Rijn’-verbinding, de aanleg van de TGV-HST, enz. Bij veel van deze werken wordt allesbehalve zachtzinnig met het milieu omgesprongen. Pieter Leroy toont aan dat deze projecten tot stand kwamen na moeizame processen van besluitvorming, waarbij lokale en bovenlokale belangen met elkaar strijden.
Het begin van de jaren vijftig in Nederland krijgt het etiket ‘kleinburgerlijk’ opgeplakt. In het artikel ‘Psychologie van een tijdvak’ toont Johan van Merriënboer aan dat deze periode overheerst werd door een diepe angst (voor de Russen, de atoombom, de derde wereldoorlog, enz.), maar ook door de behoefte aan geborgenheid.
Marita Mathijsen vraagt zich in ‘De kameleontische neerlandicus’ af wat de plaats is van de neerlandicus. Is ‘neerlandicus’ een inhoudsloze term geworden?
In de bijdrage ‘Niets hoeft te worden weggegooid’ bespreekt Bianca Stigter het beeldend werk van Guido Geelen.
Zoals gebruikelijk bevat dit nummer ook een ‘culturele kroniek’ met o.a. besprekingen van literair werk van Arnon Grunberg, Hedwig Speliers, Adriaan Morriën, K. Schippers, Jan Eijkelboom en Patricia de Martelaere. Er wordt bovendien aandacht besteed aan de heropening van het Paleis voor Schone Kunsten in Rijsel, de tiende documenta, hedendaagse exlibriskunst, het theaterfestival, vijftig jaar Donemus, de componist Piet Swerts en enkele recente Nederlandstalige films.
Ten slotte bevat dit vierde nummer van de 40ste jaargang van Ons Erfdeel een ‘taal- en cultuurpolitieke kroniek’ en verschillende boekbesprekingen.
| |
Gouden Strop 1997 voor B. Mendes
De Gouden Strop, de prijs voor de beste Nederlandstalige misdaadroman, gaat dit jaar naar de Vlaamse auteur Bob Mendes. Mendes krijgt de prijs voor zijn thriller De Kracht van het Vuur. Aan de prijs, ingesteld door de Nederlandse uitgeverij Bruna, is een bedrag verbonden van 25.000 gulden/462.500 BEF. Van de vijf genomineerden was Mendes de enige Vlaming. Het unanieme oordeel van de jury over De Kracht van het Vuur: ‘Een thriller van internationaal niveau met een plot die in 400 adembenemende pagina's oploopt naar een ijzersterke climax’.
Het is al de tweede keer dat Mendes de Gouden Strop verovert. Hij kreeg de prijs al in 1993 voor zijn boek Vergelding.
Mendes is gespecialiseerd in faction- thrillers, fictie die voortbouwt op feiten. De auteur selecteert een dramatische gebeurtenis, gaat zich daarover grondig documenteren, en componeert met deze grondstof een fictief verhaal.
Mendes heeft een zestal spannende boeken op zijn actief, bijna alle uitgegeven bij Manteau.
| |
Grensverkeer
Folder grensoverschrijdend verhuizen
De gemeente Hulst wil een folder uitgeven die grensoverschrijdend verhuizen een stuk gemakkelijker maakt. Ze hoopt dit samen met een aantal Nederlandse, maar ook met Vlaamse grensgemeenten te doen.
Mensen die over de grens willen gaan wonen, komen vaak terecht in een wirwar van wetten en regeltjes. Moet de auto ingevoerd worden? Hoe zit het met de verblijfsvergunning? En wat met de gezondheidszorg en de ziektekostenverzekering?
Om hieruit wijs te geraken kunnen verhuizers momenteel terugvallen op een algemene folder, of ze kunnen naar het stad- of gemeentehuis stap- | |
| |
pen. In het verleden bleken deze informatiekanalen echter ontoereikend. Veel vragen bleven onbeantwoord.
Daarom hoopt de gemeente Hulst binnenkort, samen met een aantal andere gemeenten en met de steun van Europa, werk te maken van een folder die een groot deel van die praktische vragen op een rijtje zet. Hierbij wordt niet gedacht aan een duur luxeboekje, maar aan een brochure ‘waar de mensen wat aan hebben’.
| |
Grensgemeenten moeten elkaar informeren
Gemeenten in de grensstreek moeten elkaar op de hoogte brengen van activiteiten en ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor de buurgemeenten over de grens. Dat besliste het dagelijks bestuur van de Euregio Scheldemond.
Aan de basis van deze beslissing ligt een dispuut tussen de gemeente Hulst en een aantal Vlaamse grensgemeenten. Hulst lanceerde onlangs een actie om Vlamingen de woonmogelijkheden te tonen langs de Nederlandse kant van de grens. Niet zozeer de campagne, wel het gebrek aan openheid daaromtrent schoot de Vlaamse gemeenten in het verkeerde keelgat.
Het protest - vooral dat van de gemeente Stekene - werd door de Euregio opgemerkt. ‘Gemeentebesturen in de grensstreek dienen elkaar te informeren over geplande acties of ontwikkelingen met weerslag over de grens,’ schrijft het dagelijks bestuur van de Scheldemondraad.
De gemeentelijke vertegenwoordigers in de Euregioraad zullen nu rond dit advies een verklaring opstellen, die aan de grensgemeenten ter ondertekening wordt voorgelegd.
| |
Euroregio zorgloket
Midden oktober werden, verspreid over het grondgebied van de provincies Zeeland, Noord-Brabant, Oosten West-Vlaanderen, 17 Euregio zorgloketten geopend.
Inwoners van de Nederlands-Vlaamse grensstreek maken dikwijls (noodgedwongen) gebruik van medische voorzieningen aan de andere kant van de grens. Dit geeft aanleiding tot nogal wat moeilijkheden. Denk maar aan de verschillen tussen Nederland en Vlaanderen inzake ziekteverzekering, tarifering en terugbetaling van medische kosten. De Nederlandse OZ Zorgverzekering en de Belgische Liberale, Christelijke en Socialistische Mutualiteiten werkten samen aan een oplossing voor dit probleem. Het resultaat: 17 Euroregio zorgloketten, waar grensarbeiders en -bewoners met hun problemen en vragen terecht kunnen.
| |
Integratie
Lionel Vandenberghe op de IJzerbedevaart
In zijn toespraak op de laatste IJzerbedevaart pleitte Lionel Vandenberghe voor een verdere federalisering van de Belgische staat. ‘Laten we geen tijd meer verliezen in onderlinge discussies,’ stelt de voorzitter van het IJzerbedevaartcomité en hij gaat verder: ‘De samenlevings- of samenwerkingsvoorwaarden moeten in alle vrijheid worden afgesproken tussen de twee gemeenschappen.’
Indien dat niet meer mogelijk is, pleit Vandenberghe voor een eerlijke boedelscheiding tussen Vlaanderen en Wallonië waarbij: ‘Vlaanderen Brussel nooit zal loslaten.’
In de structuur die dan ontstaat, zal - naast Wallonië - ook Nederland een speciale plaats innemen. ‘Op het gebied van cultuur, economie, onderwijs en gezondheidszorg groeit de verstandhouding met Nederland’, merkt Vandenberghe op: ‘Een sterk samenwerkingsverband met Nederland, wat de naam ervan ook weze, is geen utopie meer.’ Ten slotte waarschuwt hij: ‘Aan ons nu om de kansen op die samenwerking niet te torpederen door kortzichtige navelstaarderij of door overhaast te werk te gaan. Wanneer de Euro wordt ingevoerd valt het cement van de Belgische monetaire unie immers toch weg.’
| |
| |
| |
Internationaal beleid
Het Vlaams-Nederlands Huis in Brussel
In het kader van Oranjebloesems (de Vlaams-Nederlandse veertiendaagse in Brussel, van 15 tot 30 april 1997) werd door de Louis-Paul Boonkring de noodzaak aan een ‘Vlaams-Nederlands Huis in Brussel’ aangekaart. Tijdens een panelgesprek in het Rood Klooster in Oudergem bleek voor deze 25 jaar oude vraag zelfs een antwoord in de maak.
Hedy d'Ancona (gewezen Nederlands minister van Cultuur en momenteel Europarlementslid), Walter Moens (directeur cultuur van de Vlaamse Gemeenschapscommissie), Herman Suykerbuyk (ondervoorzitter van het Vlaams Parlement) en Michel Vandenbussche (Vlaams en Brussels parlementslid) vormden het panel. Zij voerden voor ongeveer tweehonderd afgevaardigden uit Nederland en Vlaanderen - waaronder de Nederlandse Ambassadeur, de Brusselse Staatssecretaris Vic Anciaux en Guido Vereecke (directeur V.C.C. de Brakke Grond) - een discussie over de zin en onzin van een Vlaams-Nederlands Huis in Brussel.
Uit dat debat blijkt vooral dat de Nederlandse behoefte aan zo'n centrum praktisch onbestaande is. ‘Zo'n huis of loket lokt in Nederland echt geen wild enthousiasme uit,’ zegt Hedy d'Ancona. Veel Nederlandse politici zien immers geen stevig maatschappelijk draagvlak voor zo'n project. De gewezen Nederlandse minister van Cultuur geeft toe dat ook zij het Vlaams-Nederlands Huis enkel als een uitsluitend Vlaamse behoefte zag.
Bovendien stelt ze zich een aantal vragen bij de concrete uitwerking ervan. Een cultureel centrum als de Brakke grond bestempelt d'Ancona voor Brussel als overbodig. Voor een kleinschalig, flexibel werkend platform kan de Nederlandse regering volgens haar dan weer wel gewonnen worden.
Herman Suykerbuyk bepleitte al in 1974 de overeenkomst voor ‘huizen’ in Amsterdam en Brussel en stelde er in 1978 een parlementaire vraag over. Hij herinnert ook aan het nut en de waarde van de Brakke Grond in Amsterdam.
Volgens hem zijn er tussen Nederland en Vlaanderen ‘genoeg gemeenschappelijke belangen - en niet alleen (eng)culturele -’om een Vlaams-Nederlands Huis te rechtvaardigen. Zo zijn er bijna 300 Nederlands-Vlaamse samenwerkingsprojecten. Hij zegt: ‘Het verbaast me dat alle samenwerkingen wel aangeprezen worden, maar bij iets concreets is het dan ja noch nee.’
Michel Vandenbussche meent dat andere landen en volkeren in de Europese context wél spontaan hun culturele aanwezigheid verzekeren. Zeker naar de Europese instellingen toe.
Hij wijst er de Nederlanders en de Vlamingen op dat het consequent gebruik van hun taal in Brussel een middel kan zijn tegen de verfransing en verengelsing.
Vandenbussche ziet voor het Vlaams-Nederlands Huis twee opdrachten weggelegd. Het moet een informatiepunt zijn, maar het moet ook ijveren voor de plaats van het Nederlands in Europa.
Walter Moens vraagt zich dan weer af wat de realisatie van een Vlaams-Nederlands Huis in de weg staat? Hij kwam zelf tot een besluit: ‘Politieke Besluitvorming! En dit terwijl het inderdaad gaat om een positioneren van het Nederlands.’
Moens licht ook een nieuw concreet plan toe. Het Nederlands-Vlaams Huis moet volgens hem een trefpunt worden voor bevordering en steun voor de eigen taal: een taaldienstverlening, met acties naar de Europese en andere instellingen die zowel lokaal als op internationaal vlak werken. Ook de Nederlandse Taalunie kan hier een plaats krijgen.
Het ‘Huis’ moet ook een steunpunt zijn voor de algemeen-culturele werking. Een soort praktijkbureau om allerlei activiteiten - bijvoorbeeld een literair salon - te stimuleren en te coördineren.
Er werd zelfs een pand gevonden; bij de hoofdstedelijke openbare bibliotheek, naast de Muntschouwburg.
Volgens Hedy d'Ancona zou dit voorstel ‘duidelijk aan te praten zijn bij de Nederlandse regering’.
Of de Nederlandse en Vlaamse overheden uiteindelijk met dit plan instemmen, moet worden afgewacht. Zij kregen alvast een document waarin ze werden aangespoord om in 1998 werk te maken van het Vlaams-Nederlands huis in Brussel.
(naar een artikel van Herman Gevaert in VVL-ideeën
| |
Suriname in de kijker
Het Suriname-nummer (nr. 264, januari-februari 1997) van het tijdschrift Vlaanderen (Lindenlaan 18 8700 Tielt) is gewijd aan Suriname, waar volgens de samenstellers Raoul Maria de Puydt en Joyce van Generen-Naar ‘het Nederlands als officiële taal met een opmerkelijke welsprekendheid wordt gehanteerd’, en waar luidens het woord vooraf van de Vlaamse
| |
| |
minister-president Van den Brande de Surinamers het Nederlands op unieke wijze ‘aan hun communicatieve behoeften hebben aangepast’. De geschiedenis (‘historiek’) van het land, van de 15e eeuw tot 1975, wordt geschetst door André H. Loor. Renata de Bies wijdt een artikel aan het Surinaams Nederlands en gaat daarbij in op het probleem van de (overlevings)kansen van onze taal aldaar en de betrokkenheid van Suriname bij de Nederlandse Taalunie. De Puydt zelf heeft in Suriname de actuele kunstbeoefening verkend. De oude en de moderne architectuur en de monumentenzorg in Paramaribo wordt behandeld door architect Jankipersadsingh, de dans in Suriname door Marlèe Lie-A-Lieng. En ten slotte gaat de onvermoeibare ‘boekenmens’ Kenneth Boumann op zoek naar boeken van auteurs van bij ons over Suriname.
| |
Universiteit & wetenschap
Prof. dr. Marcel Minnaert Prijs
Op zaterdag 15 maart wordt in het Delbekehuis te Antwerpen de vierde prof. dr. Marcel Minnaert prijs uitgereikt. Met deze prijs wil de Unie Nederland-Vlaanderen de samenwerking in het Nederlandse taalgebied bevorderen.
Prof. dr. Minnaert (1893 - 1970) was hoogleraar in Utrecht. Hoewel deze Vlaamse astronoom en fysicus de Nederlandse nationaliteit verkregen had, verdedigde hij zijn hele leven de stelling dat hij ‘niet naar een ander land getrokken was, maar naar een ander deel van zijn land’.
In 1994 verbond de Unie Nederland-Vlaanderen de naam van Minnaert aan een onderscheiding die het schrijven en publiceren van werkstukken (afstudeerprojecten, scripties, artikelen e.d.) aanmoedigt. De publicaties die voor de ‘prof. dr. Marcel Minnaert prijs’ in aanmerking komen, situeren zich voornamelijk in de hoek van de natuurwetenschappen, de excacte of de toegepaste wetenschappen. Ze moeten handelen over Vlaanderen, Nederland of de Benelux.
De onderscheiding bestaat uit een oorkonde en een geldbedrag van f 1.000,- of 20.000,- BEF. Daarnaast worden ook een aantal aanmoedigingsprijzen uitgereikt in de vorm van een f 250,- of 5.000,- BEF, boeken of jaarabonnementen op een wetenschappelijk tijdschrift. Tenslotte is er de bijzondere prijs. Dit is een vliegticket naar Zuid-Afrika, Suriname of de Nederlandse Antillen.
Geïnteresseerde universiteits- en hogeschoolstudenten kunnen hun werkstuk VOOR 1 december indienen op het bureau van de Unie: Unie Nederland-Vlaanderen vzw, Hof ter Wallen 15, B-9820 Merelbeke (tel. 09/230 91 31 of vanuit Nederland +0032-9-230 91 31).
Ook voor meer informatie en de volledige voorwaarden en kan men op dit adres terecht.
| |
Letteren
Nederlandse letteren in Göteborg
Van 30 oktober tot en met 2 november verzorgden Nederland en Vlaanderen een gezamenlijke presentatie van de hedendaagse Nederlandse letterkunde op de jaarlijkse boekenbeurs van Göteborg in Zweden. De Göteborg Book Fair is de grootste boekenbeurs van Scandinavië. De editie 1997 van deze beurs stond in het teken van de Nederlandse letteren.
Thema van deze presentatie was One language, many voices (Eén taal, vele stemmen). Tweeëntwintig Nederlandse en Vlaamse schrijvers gingen in Göteborg het Nederlandse literaire boek promoten met lezingen, voordrachten, openbare interviews, en in discussieprogramma's. Samen zo een zestig evenementen. De concrete organisatie van de Nederlands-Vlaamse presentatie was in handen van de Stichting Frankfurter Buchmesse 1993.
Bovendien waren de Nederlandse literatuur en cultuur ook elders in Göteborg present, met o.m. literaire films, cartoons van Kamagurka en een literaire avond in het stadstheater.
| |
C. Huygensprijs voor L. Nolens
De Nederlandse Constantijn Huygensprijs 1997 gaat naar de Vlaamse dichter Leonard Nolens. Dit werd begin september 1997 bekendgemaakt. Nolens krijgt de prijs, een bedrag van 10.000 gulden (ongeveer 185.000 BF), voor zijn gehele werk. Dat omvat vooral dichtbundels, maar ook dagboeken. De prijs wordt uitgereikt op 19 december e.k.
De Constantijn Huygensprijs wordt toegekend door de Jan Campert Stichting.
| |
AKO Literatuurprijs werd Generale Bank Literatuurprijs
De Nederlandse AKO Literatuurprijs werd ‘overgenomen’ door de Belgische Generale Bank, en heet dan ook Generale Bank Literatuurprijs. Aan de prijs is een bedrag verbonden van
| |
| |
100.000 gulden. Dit jaar werden voor deze prijs voor oorspronkelijk literair proza voor volwassenen volgende zes boeken genomineerd: Het Hof van Barmhartigheid van A.F.Th. van der Heijden, Onder het Plaveisel het Moeras van dezelfde auteur, Poeder en Wind van K. Schippers, de biografie Liefde is heel het Leven niet / Henriëtte Roland Holst 1869-1952 van E. Etty, De Zwarte met het Witte Hart van A. Japin, en In Babylon van M. Möring. Deze shortlist bevat uitsluitend werken van Nederlandse auteurs. Op de longlist (25 titels), die begin juli openbaar werd gemaakt, kwamen slechts drie werken van Vlaamse auteurs voor: De Geruchten van H. Claus, Verrassingen van P. de Martelaere, en De Papegaai, Peepee en de Vis van A. Van Keymeulen. De Generale Bank Literatuurprijs 1997 werd op 26 oktober 1997 toegekend aan A.F.Th. van der Heyden. De bekendmaking had plaats in het Nederlandse televisieprogramma De Plantage (VPRO).
| |
G. Mak wint Groene Waterman Prijs 1997
De Groene Waterman Prijs 1997 gaat naar de Nederlandse journalist Geert Mak. Mak krijgt de prijs voor zijn boek Hoe God verdween uit Jorwerd. De prijs, een initiatief van de Antwerpse boekhandel De Groene Waterman, werd uitgereikt op zondag 28 september 1997 tijdens de tweedaagse alternatieve boekenbeurs en auteursfestival Het Andere Boek in Antwerpen.
| |
Prijsvraag Kortverhalen
Op 27 september 1997 schreven de Vlaamse krant De Morgen en uitgeverij Meulenhoff/Kritak in De Morgen een prijsvraag uit voor kortverhalen. De verhalen moeten ongepubliceerd en oorspronkelijk Nederlands zijn, en mogen maximaal vijfduizend woorden bevatten. Zowel amateurs als professionele auteurs kunnen deelnemen. De inzendingen worden anoniem beoordeeld door een deskundige jury, bestaande uit Bernard Dewulf en Wil Hansen. Aan de eerste prijs is een bedrag verbonden van BEF 100.000.-. De tweede en derde prijs zijn respectievelijk goed voor BEF 50.000.- en BEF 25.000.-. De vierde tot en met vijftiende prijs leveren alle een boekenpakket op ter waarde van BEF 2.000.-. Een aantal van de bekroonde verhalen zal worden gepubliceerd in De Bijsluiter, de zaterdagbijlage van De Morgen, en in een verzamelbundel van Meulenhoff/Kritak. Daartoe staan de winnaars het recht van eerste publicatie af.
Alle verhalen moeten in drievoud uitgetypt of afgedrukt gestuurd worden naar De Morgen-Verhalen, Brogniezstraat 54, B 1070 Brussel. De uiterste inleverdatum is 8 december 1997. De namen van de winnaars worden bekendgemaakt op 27 januari 1998 in De Morgen.
| |
Nieuwe literatuurgeschiedenis gepland
Einde 1996 nam de Nederlandse Taalunie het opzetten van een nieuwe Nederlandse literatuurgeschiedenis op in haar Actieplan 1997. In januari 1997 hield de Taalunie een verkennende studiedag voor literatuurhistorici. Er bleek bij de deskundigen een grote eensgezindheid te bestaan over de noodzaak van het schrijven van een nieuwe literatuurgeschiedenis. De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, het adviesorgaan van de Taalunie, bracht daarover dan ook een positief advies uit.
Op 15 oktober werd het project goedgekeurd door het comité van ministers van de Taalunie. Voor de realisering ervan wordt voor een periode van zes jaar (1998-2003) 400.000 gulden/7,4 miljoen BEF per jaar beschikbaar gesteld. De kernredactie wordt toevertrouwd aan dr. A.J. Gelderblom, hoofddocent Renaissance Letterkunde (U Utrecht), en prof. dr. A.-M. Musschoot, hoogleraar Moderne Letterkunde (U Gent). De nieuwe literatuurgeschiedenis zal zeven delen tellen, en geschreven worden door negen auteurs uit Nederland en Vlaanderen. De auteurs zullen ondersteund worden door een uit 25 leden bestaande redactiecommissie. De literatuurgeschiedenis is ook bedoeld voor een breed publiek. Daarom zal ze geschreven worden in een toegankelijke stijl, en zal er bovendien een CD-ROM-versie komen. De zeven delen van de gedrukte versie zouden verschijnen tussen 1999 en 2003.
| |
Media
Documentairezender op stapel
Onlangs maakte de Franse documentairezender Planète bekend dat hij in 1998 wil starten met een Nederlandstalig televisiekanaal dat uitsluitend documentaires zal brengen. Dit documentairekanaal zal zich aanmelden in Nederland en Vlaanderen. De themazender zal vooral bestaande documentaires uitzenden, maar ook documentaires aankopen die nog geproduceerd moeten worden, met het recht van eerste uitzending. De Nederlandstalige documentairezender zou zelfs documentaires co-produceren. Planète is een onderdeel van het Franse mediabedrijf Multithématiques, dat gespecialiseerd is in themazenders. Multithématiques is op zijn beurt een dochterbedrijf van de Franse betaaltelevisiegroep Canal+. |
|