Tulpen en Drugs
Het buitenlandse imago van Nederland kwam vrij postief uit het onderzoek naar voor. Het gaf in elk geval geen reden voor de - naar het heette - typisch calvinistische gedachte: ‘we hebben niets, we kunnen niets, we zijn niets’. Geen gezeur of zelfbeklag dus. Nederlanders worden doorgaans beschouwd als betrouwbaar, deskundig, goed georganiseerd en tolerant. Voor het land als geheel vallen zijn handelsgeest, zijn kwaliteit en zijn politieke en economische stabiliteit als positieve kenmerken op. Als negatieve punten worden vooral de Nederlandse bemoeizucht (‘Die Nederlandse vingertjie is bekend in de res van die wêreld’, zei de Zuid-Afrikaanse ambassadeur Carl Niehaus) en het drugsbeleid genoemd. J.C. Blankert, voorzitter Vereniging VNO-NCW, zei in zijn toespraak ‘enige spanning te voelen’ tussen de Nederlandse overtuiging de drugsproblematiek goed en succesvol aan te pakken, en ‘het feit dat we nu jaarlijks ter waarde van 300 miljoen gulden aan soft drugs exporteren’. Voor hem was het alvast duidelijk dat het voor het buitenbeeld alleen maar positief kan zijn als Nederland zijn drugsbeleid bijstuurt, rekening houdend met de aanmerkingen uit het buitenland. ‘Een imago is niet van ons, het gaat óver ons. Het zit in het hoofd van andere mensen. Een imago is geen zorgeloos bezit’, filosofeerde hij, ‘maar het is wel degelijk relevant voor het bedrijfsleven, mijn achterban.’ Hij schetste de evolutie van het buitenlandse imago van Nederland: van blonde mensen in gesteven boezeroenen op klompen tussen de tulpen, naar het ‘moet kunnen-tijdperk’, waarin ‘de overheid regels vaststelt voor het gedogen van wetsovertredingen’. Hij vond het wel nodig om nieuwe componenten aan dat imago toe te voegen. Voor het behoud van de internationale concurrentiekracht is ondernemend Nederland gebaat bij een duidelijke positionering als land van kennis en
organisatievermogen.
De Belgische ambassadeur J.F. Willems formuleerde enkele kritische bedenkingen bij de Nederlandse liberale en tolerante politiek. Hij meende dat er in politiek-maatschappelijke zin een zoektocht aan de gang is. De rol van de overheid wordt sterk gereduceerd en dit impliceert dat meer verantwoordelijkheid bij de samenleving gelegd wordt. De burger krijgt meer vrijheid. De klachten over allerhande overlast worden talrijker en klinken luider. Nederland zit vol. Er worden beperkingen ingevoerd voor wie er zich wil komen vestigen. Men komt in Nederland dus ook vaak niet verder dan de eigen norm en het eigenbelang. Derhalve is een grotere bescheidenheid ten aanzien van het buitenland welkom.
Minister van Binnenlandse Zaken H.F. Dijkstal lichtte kort zijn beleid ten aanzien van de buitenlanders toe. De multiculturele samenleving is zowel een bedreiging als een verrijking. Integratie is een tweezijdig proces, het gaat niet vanzelf. Hoe ver kunnen we elkaar tegemoetkomen? De vraag is: hoe gaan we met elkaars godsdienst, met elkaars cultuur om? In ieder geval is de grondwet ononderhandelbaar.
Ook Carl Niehaus, ambassadeur van Zuid-Afrika, en naar eigen zeggen 'n Afrikaanse Boer met Afrikaans als moedertaal, liet vanuit zijn achtergrond en ervaring zijn gedachten gaan over de multiculturele samenleving. Hij stelde: ‘Of 'n mens nou praat van die problematiek van multikulturele samelewings in Nederland of Suid-Afrika, dit kom in die finale instansie daarop neer of 'n mens bereid is om kreatief om te gaan met ons menslike eenheid en verskeidenheid.’
De afsluiting van het Congres was voor staatssecretaris Aad Nuis. ‘De imagoberg heeft een Nuis gebaard,’ zei dagvoorzitter prof. A. van der Meiden. Voor Nuis is Nederland uitkijkpost, trefpunt, overslagplaats voor goederen én ideeën, plek waar lijnen samenkomen. Cultureel gezien betekent dit: vrijheid van geest, woord en gedrag; relatieve tolerantie; egalitaire gezindheid. De grootste opgave voor de nationale cultuurpolitiek in de komende jaren is ‘te zorgen dat de onbevangen en onbedreigde culturele conversatie tussen mensen van verschillende herkomst ook kan worden gevoerd door al diegenen die hier zijn gekomen, niet als tijdelijke gast, maar om te blijven’. Wat de Wereldomroep betreft, is voor de bewindsman het verbreiden van een realistisch beeld van Nederland, vooral in Europa ten behoeve van niet-Nederlanders, een taak met hoge prioriteit.