[Nummer 3]
Vooraf
Over zakelijke samenwerking en platvloerse reclame
De samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen stond de afgelopen weken volop in de actualiteit. De uitspraken van de Nederlandse hoogleraar en senator Andries Postma over een vernieuwde samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen, al dan niet gepaard gaande met een nieuwe staatsvorm, hebben een storm van reacties tot gevolg gehad. Het was lang geleden dat de gemoederen nog zo verhit raakten door iets waarvan gezegd wordt dat het de doorsnee Vlaming en Nederlander onberoerd laat. Het is niet alleen verheugend om vast te stellen dat die onverschilligheid heus wel meevalt, bovendien valt het op dat de uitlatingen van professor Postma het voorwerp geweest zijn van een nuchtere discussie, niet alleen in de pers, maar ook in Nederlandse zakenkringen.
Het ANV zal in het najaar een grondige, goed voorbereide discussie organiseren over de belangrijke ontwikkelingen die zich momenteel voordoen. Want waar gaat het om? In een Europa waarin de landsgrenzen steeds meer vervagen, ontstaan nieuwe mogelijkheden om samen te werken, groeien nieuwe samenwerkingsverbanden vanuit de basis. De regiovorming in Europa is een onontkoombaar proces, waarbij Nederland en Vlaanderen als het ware gedoemd zijn tot verdere samenwerking, niet alleen op het gebied van taal en cultuur, maar ook op sociaal-economisch terrein.
In de feiten is de evolutie naar zakelijke samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen al merkbaar. Vanuit eigenbelang ontstaat samenwerking in concrete dossiers en komt men tot de verdediging van een gemeenschappelijk belang. Een recent voorbeeld daarvan is het GENT IV-akkoord dat de Vlaamse en Nederlandse minister van Onderwijs tekenden op 16 juni 1997. Dit akkoord voorziet in een doorgedreven samenwerking op het vlak van studieprogramma's, onderzoek en wederzijdse erkenning van diploma's. Het is zeer belangrijk dat er een Nederlandstalig Instituut voor Onderwijsrenovatie (NIO) voor het hoger onderwijs wordt opgericht. Dit instituut heeft de taak om het gebruik van de nieuwe media te bevorderen. Nederland en Vlaanderen geven hiermee aan dat ze samen de uitdagingen van de kennismaatschappij willen aanpakken.
Een ander positieve Nederlands-Vlaamse ontwikkeling is de Code van Goed Nabuurschap tussen Vlaanderen en de drie Zuid-Nederlandse provincies (Limburg, Noord-Brabant en Zeeland). De betrokkenen zullen, wanneer zij geconfronteerd worden met investeringsdossiers van bedrijven die betrekking hebben op de verplaatsing van investeringen over de landsgrens, contact opnemen met elkaar wanneer men vermoedt dat er pogingen gedaan worden om de betrokken overheden tegen elkaar te laten opbieden. De overheidssteun wordt niet toegekend als er vastgesteld wordt dat de voorgenomen verplaatsing het gevolg is van opbod met overheidssteun.
Alhoewel de concrete, zakelijke samenwerking toeneemt, zijn er nog belangrijke hiaten, moeten belangrijke vragen nog beantwoord worden. Want blijkbaar zaten Nederland en België/Vlaanderen bij de onderhandelingen over het Verdrag van Amsterdam niet op dezelfde golflengte waar het de verdediging van de kleinere landen betrof. Staat de Benelux-samenwerking op een laag pitje? Werken Nederland en Vlaanderen wel voldoende samen op het gebied van het internationale cultuurbeleid?
Als men de balans opmaakt, kan men niet ontkennen dat er een nieuwe, zakelijke inhoud gegeven wordt aan de Nederlands-Vlaamse samenwerking. Het is evenwel een proces van vallen en opstaan, dat door het ANV nauwlettend wordt gevolgd. De samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen is trouwens niet altijd en op de eerste plaats een zaak van de overheid: het veld en het middenveld zijn vaak de eerste en belangrijkste betrokkenen, die zorgen voor een brede maatschappelijke basis voor de samenwerking.
Het is in ieder geval duidelijk dat bovengenoemde, belangrijke, ontwikkelingen in schril contrast staan met de ‘Hollandermoppen’ in een aantal reclamecampagnes in Vlaanderen. Deze grapjes zijn niet alleen platvloers, maar het is ook storend dat zij clichés in stand houden die de communicatie tussen Nederlanders en Vlamingen kunnen bemoeilijken.
◼ Helga De Baets