Ludo Beheijdt
De Leeuw van Vlaanderen als identiteitssymbool
Toen H. Conscience in 1838 De Leeuw van Vlaanderen publiceerde gaf hij Vlaanderen meteen een roemrijk verleden en een symbool van zijn identiteit. Het is dan ook niet zonder betekenis dat het Davidsfonds, als grootste Vlaamse cultuurfonds, voor een heruitgave gezorgd heeft van dit literair-historisch monument. Los van de vraag of dit romantische verhaal vol sentimentele romantiek en opgeblazen heroïek nog in staat is de hedendaagse lezer mee te slepen en te ontroeren, heeft de heruitgave een symbolische betekenis waarbij ik toch even wil stilstaan.
Toen Conscience in 1838 deze roman in het Vlaams liet verschijnen stelde hij zonder meer een politieke daad. De toenmalige elite in Vlaanderen schreef in het Frans. Frans was ook het cement van de jonge Belgische staatsadministratie, gerecht en gezag waren Frans. Maar binnen deze jonge staat leefde een opkomende middenklasse die zich verbonden voelde met het vlaamssprekende volk, die zich bewust was van het belang van de volkstaal voor de emancipatie en voor het gevoel van eigenwaarde van dit volk. Die middenklasse probeerde de bewustwording van dit volk te bevorderen door de ophemeling van zijn groots verleden, door literatuur in zijn eigen taal. In dit bewustwordingsproces heeft De Leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience een doorslaggevende rol gespeeld. Conscience heeft zeer goed ingezien hoe belangrijk het is voor een volk om te kunnen terugvallen op een groots verleden. Terecht heeft Huizinga gesteld: ‘een nationaal gevoel, dat zich niet spiegelen kan in de roerloosheid van het verleden, mist de grondslag van zijn wezen. Het leven van een natie is historie’ (Huizinga, 1946, Nederlands Geestesmerk).
Conscience heeft gezorgd voor de subjectieve reconstructie van dit Vlaamse verleden. In zijn verhaal van de Slag der Gulden Sporen heeft hij zich gebaseerd op historische gegevens uit de Excellente Cronike en hij heeft zich uitstekend gedocumenteerd bij zijn letterkundige vrienden, zodat hij aan het eind van zijn voorwoord durft te zeggen: ‘Ik zeg de waarheid wanneer dezelve mijn vaderland van nutte kan zijn.’ Toch is dit boek meer dan een kroniek, meer dan een relaas van feiten. Het is in de eerste plaats een emotioneel geëngageerd boek. De historische waarheid is ondergeschikt gemaakt aan de nationalistische oproep en in die zin bevestigt Conscience eigenlijk wat Renan al in zijn beroemde essay Qu'est-ce qu'une nation? (1882) vaststelde: ‘L'oubli, et je dirai même l'erreur historique, sont un facteur essentiel de la formation d'une nation, et c'est ainsi que le progrès des études historiques est souvent pour la nationalité un danger.’
Bij Conscience dient de subjectieve reconstructie van het grootse Vlaamse verleden een hoger doel. A. Westerlinck omschreef dit doel als volgt: ‘Het boek wil inderdaad alle Vlamingen overtuigen van en warm maken voor de Vlaamse zaak, het wil het Vlaamse volksbestaan, de groei van de Vlaamse identiteit dienen. Het middel daartoe is een roemrijk beeld van het Vlaamse verleden geven, een geschiedenisbeeld dat bezielt, verwarmt, opjaagt tot de daad.’ (1983:66). In die bedoeling is Conscience schitterend geslaagd: het boek kende meteen een overweldigend succes. Het werd telkens opnieuw gelezen en voorgelezen in honderden Vlaamse huiskamers. Het raakt het volk in zijn diepste gemoedslaag en het bood geestelijk voedsel aan het ontwakend identiteitsgevoel. Hoe is het succes van dit boek te verklaren?
Vooreerst is er het prachtige en ontroerende verhaal. Conscience grijpt in het verleden naar een nationalistisch motief dat de geestdrift van het volk kan opwekken. Hij vindt dat motief in de Guldensporenslag (11 juli 1302) op het Groeningeveld bij Kortrijk. De romantische ver-