zin maken. Ik doe gewoon waar ik zin in heb. Wanneer je gaat voldoen aan het verwachtingspatroon dat men van je heeft dan dwaal je verschrikkelijk van je eigen pad af... en dat had ik al heel vroeg in de gaten.’
Je bent inmiddels het tweede seizoen ingegaan met het theaterprogramma ‘NU’. Daarvoor heb je zo'n tien jaar niet op de planken gestaan. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan?
‘Ik heb veel televisie gedaan en had dringend behoefte aan de respons van een zaal. Je kunt in het theater intiemere dingen doen dan op de televisie. Ik had gewoon weer zin om mensen te zien. Na tien jaar moet je ergens wel terrein terug winnen, maar na twee voorstellingen voelde ik mij terug van nooit weggeweest.’
Vroeger stond je bekend als iemand die graag tegen heilige huisjes aantrapt. Veel critici vinden dat je milder bent geworden door de jaren heen. Is dat waar?
‘Deze vraag wordt mij al vanaf mijn tweede langspeelplaat gesteld. Gelukkig ben ik veranderd door de jaren heen. Veel mensen vinden dat bezwaarlijk. Die verwachten steeds weer een nieuwe versie van “Jesus Redt”. Op latere leeftijd word je geconfronteerd met datgene wat je in het verleden hebt gezegd. Ik voel mij niet geroepen mijzelf eindeloos te herhalen. Misschien formuleer ik tegenwoordig anders, bekijk ik de dingen vanuit een andere invalshoek. Wellicht druk ik mij minder agressief uit. Ik beschouw mijn platen als een feuilleton dat een weerspiegeling is van de ontwikkelingen die ik door de jaren heen heb meegemaakt. Als ik zeventig ben houd ik er ongetwijfeld weer een andere visie op na, maar veranderingen zijn een teken van leven.’
In je theaterprogramma doe je een medley van oud-Hollandse liedjes. Is dit jeugdsentiment of meligheid à la Paul de Leeuw?
‘Dat is één van de dingen die mij zeer kwalijk worden genomen. Hier liggen de wortels van de hedendaagse muziek! Het zijn schitterende liedjes waarmee ik ben grootgebracht. Als ik zie hoe enthousiast de mensen die liedjes meezingen moet ik mij dan daarvoor schamen? Oud-Hollandse liedjes worden vaak als oubollig ervaren, maar we beschouwen klassieke muziek toch ook niet als “ouwe zooi”?’
Je treedt regelmatig in Vlaanderen op. Pas je het programma aan bij een bezoek aan onze zuiderburen?
‘In zoverre dat ik een liedje over Bolkestein eruit laat, want daar snappen de Vlamingen toch geen bal van. Je moet ook wat voorzichtiger zijn in je benadering. De Vlaming heeft altijd zoiets van “die Nederlanders met hun vlotte babbel denken dat zij het allemaal zo goed weten”. Dat vinden zij niet altijd even prettig en dat kan ik mij ook heel goed voorstellen.’
Heeft Vlaanderen een andere muziektraditie of vreten wij allemaal uit dezelfde ruif?
‘Als je naar VTM kijkt zie je de vervlakking er ook in sluipen. Dat moet dan weer voldoen aan de algemeen aanvaarde smaak, wat dat dan ook moge zijn. Maar de Vlamingen hebben nog steeds een eigen manier van muziek maken. Zo'n Ivan Heylen met “Schoon Wijfke”, dat kom je alleen in Vlaanderen tegen. Dat is een puur, mooi, geil lied. Ik ben daar dol op. Het is zo aards, zo eerlijk. Dat kennen wij in Nederland niet.’
Zijn Nederlanders meer gekunsteld, minder oprecht dan Vlamingen?
‘Nee, wij zijn gereformeerder! Wij zijn van de erfzonde, zij van het Bourgondische Roomse leven... dat is het verschil.’
Je bent bezig met een CD met muziek van Gershwin. Vind je het moeilijk zijn teksten te vertalen en tegelijkertijd vast te houden aan de oorspronkelijke bedoeling?
‘Ik heb getracht zoveel mogelijk de essentie van de muziek vast te houden. Gershwin heeft een manier van schrijven die op het eerste gezicht heel eenvoudig lijkt. Hij schrijft op kernachtige wijze over heel aardse zaken. Het was een moeilijke opgave om zijn werk te vertalen in diezelfde kleine zinnetjes. Zo heb ik een duet opgenomen met Margriet Hermans over het verschil in taalgebruik in Nederland en Vlaanderen: “Wij zeggen patatten, zij zeggen frieten...” Het is een inhoudelijk ander stuk geworden, maar de oorspronkelijke opzet blijft gehandhaafd.’