Lezersbrief
Vertaald is even mooi
Volgens commentator Ludo Beheijdt (Neerlandia, oktober 1996) reduceert staatssecretaris Netelenbos de taal tot een communicatiemiddel, als zij het onderdeel literatuur uit het schoolvak Nederlands wil schrappen. Ik maak me met de heer Beheijdt bezorgd over de functie van het Nederlands. Wel vraag ik mij af, of hij de situatie aan de ene kant niet overdrijft, anderzijds te licht opvat.
Toen ik veertig jaar geleden, als zestienjarige op de middelbare school een boekenlijst moest samenstellen, kwam ik niet verder dan drie titels. Ik was te jong en te benauwd opgevoed om iets te kunnen herkennen in gedichten van Hooft of Marsman. Uit Van den Vos Reynaerde en Max Havelaar proefde ik geen ironie of maatschappijkritiek. Pas na mijn studententijd ben ik begonnen te lezen, vooral geschiedenis, godsdienst en maatschappijkritische literatuur. Ik zag de film Max Havelaar. Ik deed ontwikkelingswerk in Afrika. In bepaalde opzichten was ik trots op mijn Nederlander zijn; soms ook schaamde ik mij voor mijn christelijke-Europese identiteit.
Cultuur is iets wat men zich in de loop van zijn leven verwerft. Wordt daarvoor tijdens je schooltijd de kiem gelegd door het vak Nederlands? Bij een enkeling wel, denk ik. Maar dan moet die cultuur wel op een kind-aansprekende manier gebracht worden en niet door gedichten van Hooft en Marsman. Bovendien is de scheiding tussen Nederlandse en Europese literatuur zowel didactisch als inhoudelijk ongewenst. De Nederlandse literatuur is geen ‘kleine’ literatuur en Ludo Beheijdt cs. hoeven niet bang te zijn voor onderschatting in de ogen van Nederlandse leerlingen. Natuurlijk is het van belang, dat zij voldoende ruimte krijgt toegewezen binnen een nieuw vak ‘Literatuur’.
Ik kan de integratie van Nederlandse literatuur met algemene literatuur alleen maar toejuichen. Zo betreur ik het nog steeds, dat ik niets gelezen heb van de grote Edda, Nibelungen, Don Quichotte enzovoort, en dat ook veel buitenlandse klassieken mij onbekend zijn gebleven.
Ik denk zelfs dat Nederlandse literatuur pas tot zijn recht komt tegen de achtergrond van Europese cultuur en geschiedenis. Uit wat ik weet van Slowaakse en andere Oost-Europese literaturen is me gebleken, hoe sterk deze gedomineerd zijn geworden door de literatuur van ‘grote’ buurnaties. Toch is het mijns inziens verkeerd, als nu in die landen een overdreven betekenis gehecht wordt aan de nationale literaire prestaties. Dat zou nationalistische cultuurpolitiek zijn.
De geschiedenis van een volk is de geschiedenis van haar contacten met andere volken. Waar de een domineerde, werd de ander vaak achtergesteld. In een algemene vak ‘Literatuur’ is het juist mogelijk de overeenkomsten en wederzijdse beïnvloeding te belichten.
En waarom zou je buitenlandse literatuur in de oorspronkelijke taal moeten lezen? Ludo Beheijdt schrijft: ‘Als we naar een efficiëntere taalbeheersing streven in ons onderwijs, is het juist zaak leerlingen in contact te brengen met prachtig verwoorde woede, eerbied, eenzaamheid, liefde, mystiek.’ Vervang het woordje ‘verwoord’ door ‘vertaald’ en de uitspraak is nog even zo geldig! Hoewel ik een klassieke opleiding (gymnasium B) heb, ben ik pas enthousiast geworden over Plato's dialogen dankzij een vertaling in het Nederlands. Is vertaalde beeldspraak minder stimulerend dan beeldspraak in de moedertaal?
Nog twee korte opmerkingen:
1. Ik betreur met commentator Beheijdt, dat de introductie van taalkunde is afgewezen.
2. Ik maak me ernstig zorgen over de verdringing van het Nederlands in het dagelijks taalgebruik. De helft of meer van de reclame-posters (sic) is in het Engels gesteld. De leraren Nederlands op mijn school (ik geef wiskunde) vinden het normaal, dat een reclametekst voor een schoolfeest een kreet in onkundig Engels bevat, enz. enz. Volgens mij zou hier de nadruk van onze bezorgdheid moeten liggen over de functie van het Nederlands. Het is veel ernstiger, dat de communicatie in het Nederlands onder de schoolgaande jeugd verarmt, dan dat er wellicht minder tijd overblijft voor kennismaking met enkele parels van de Nederlandse literatuur voor een kleine groep leerlingen.
J.H. Derks, Amsterdam