publieke omroep te sluiten en resoluut de kaart van de commerciële zender(s) te trekken? Het is een vraag die men de laatste jaren wel vaker heeft gesteld. Een ‘overtuigd pleitbezorger’ voor de openbare omroep is alvast prof. Els Witte. Ze was enkele jaren (1988-1994) voorzitter van de raad van bestuur van de BRTN maar haar pleidooi voor de openbare televisie, het al genoemde essay De breedte van het scherm (1994), schreef ze - zo vermeldt ze uitdrukkelijk - als VUB-hoogleraar hedendaagse politieke geschiedenis en docente van het vak ‘Media en politiek’.
Voor haar is het zonneklaar dat voor het democratisch functioneren van onze hedendaagse samenleving de publieke televisie meer dan ooit levensnoodzakelijk is. De publieke omroep moet een noodzakelijk correctief vormen op de commerciële, moet de betere zender voor iedereen zijn die ándere normen en waarden hanteert. Het hoofddoel van de commerciële televisie is uiteraard een zo groot mogelijke winst maken. Daartoe moet ze in de eerste plaats een aantrekkelijk reclamevehikel zijn. Deze optie houdt een aantal gevaren in, onder andere op het vlak van de informatieverstrekking.
‘Voor de democratie is het allesbehalve gezond als het bedrijfsleven de grenzen van de informatie aangeeft en de communicatie bepaalt,’ aldus Witte. Kritische, onafhankelijke en verantwoorde journalistiek kan wel eens haaks op commerciële belangen staan. Door het toespitsen van de programmering op het ontspannende genre, worden wat dieper gravende informatieve en educatieve uitzendingen slechts
Directiecomité BRTN, Piet van Roe, Bert de Graeve en Chris Cleeren
Foto: BRTN
met mondjesmaat op het scherm gebracht. Verschillende publiekssegmenten komen bij de commerciële omroep nauwelijks of niet aan hun trekken.
De commerciële logica brengt nog andere gevaren met zich mee, zoals verregaande exploitatie van emoties en sensatie om de sensatie. Een openbare omroep moet andere normen hanteren die te maken hebben met professionaliteit, goede smaak, menselijke waardigheid, en kwaliteit. Volgens professor Witte hebben de openbare omroepen ook een duidelijke taak te vervullen ten overstaan van de eigen cultuurgemeenschap, namelijk ‘het gevecht leveren tegen de verregaande commerciële internationalisering en het eigen patrimonium in bescherming nemen, zonder zich echter in eng nationalisme op te sluiten’.
Dat iemand die op een of andere manier met de openbare omroep te maken heeft, deze verdedigt, mag nauwelijks verbazing wekken. Dat iemand van een commerciële zender het opneemt voor de openbare concurrent, is eerder bevreemdend. Toch tekende media-observator Huib Dejonghe onlangs een waar pleidooi voor de openbare omroep op uit de mond van Michael Grade, hoofd van het commerciële Channel 4. ‘We moeten niet doen, alsof het onvermijdelijk is dat we geen openbare omroep meer hebben en dat de hele mediawereld aan de commercie wordt overgelaten,’ aldus de Britse omroepman. Hij hamert erop dat overheden moeten beseffen dat een openbare omroep een zaak is van algemeen, openbaar beleid. ‘Regeringen moeten de definitieve bewakers zijn van een échte programmakeuze, van verscheidenheid en van kwaliteit - in naam van de hele gemeenschap.’ Het spreekt voor zich dat ze dan ook de nodige middelen ter beschikking van die openbare omroep moeten stellen zodat hij zijn opdracht zo goed mogelijk kan vervullen. Op de conferentie van de Europese