sprookje te komen, zo schattig is dat. Belgen gaan op zo'n interessante, poëtische manier met de werkelijkheid om dat we ons dat kunnen permitteren. Ik slaap en morgen wordt het beter. Ik denk dat heel de wereld ons daarom benijdt.’
U heeft het nu vooral over de latere koning Boudewijn.
‘Sommige mensen hebben veel tijd nodig om zich een verhouding te creëren tot de werkelijkheid. Men zegt van de Saksen-Coburgs dat ze laat rijp zijn. En ik denk dat ik dat ook ben. Ik denk dat ik steeds beter word. Ik denk dat ik zeer oud moet worden om te worden wie ik wil zijn. Kijk naar de postbode-kunstenaar Cheval, die man was veertig toen hij het licht zag. Pas op die leeftijd nam hij zich een goede houding aan tegenover de werkelijkheid.
Dat is het dubbele aan het niet interveniëren in de werkelijkheid. Een koning mag dat niet. Hij heeft een puur symbolische functie, maar beïnvloedt die werkelijkheid. Dat is waar wij allemaal mee bezig zijn, we proberen een bestaan te creëren, een greep op de werkelijkheid te krijgen.’
Uw personages proberen het tevergeefs.
‘Men heeft, naar aanleiding van het tweede boek Bezoek onze kelders, mijn personages wel eens mislukte kunstenaars genoemd, sukkelaars. Ik ben het daar absoluut niet mee eens.
Uiteindelijk zijn we allemaal mislukte kunstenaars en het gaat hem om de bescheidenheid die daarmee samenhangt. Kunst gaat toch ook over het verleggen van grenzen en eens die grenzen verlegd zijn, sta je weer aan het begin. Iedereen. Elke kunstenaar. Als het boek geschreven is, heb je even le plaisir de se savoir imprimer en dan is dat weer weg, dat kortstondige geluksgevoel.
Mijn laatste boek gaat daar eigenlijk ook over. Vier jonge heren stichten een genootschap, het IRC, het Independent Research Center. Ze vergaderen elke week, in een wisselende bezetting en hebben maar één bedoeling: beroemd worden. Of het nu in de kunst, wetenschap of administratie is. Het gegeven is volledig autobiografisch. We zijn er niet in geslaagd beroemd te worden, maar hebben wel van alles gedaan.
Op een bepaald moment denk je: Oei, de wereld wacht op mij. En dan begin je van alles te doen, ideeën op tafel te gooien en te brainstormen in een mercantiele richting of in een andere.’
Geef eens een voorbeeld van een activiteit van het IRC.
‘Op een bepaald moment hebben we brieven geschreven aan de eerste minister, aan de Koning dat wij het idee hadden om het atomium opnieuw in te richten. Dat was toen nog niet gedaan. We schreven geweldige brieven en kregen ook antwoorden dat men geïnteresseerd was in een gesprek, maar daar zijn we niet op ingegaan. Daarover gaat het, je bent bezig met die werkelijkheid en je probeert in te grijpen. We vergaderden en notuleerden in boekjes. Ik begon toen mijn eerste boekjes te schrijven over bijvoorbeeld Stanley, de man die toch vooral bekend is geworden door zijn zoektocht naar Livingstone. Heel mijn eerste boek is eigenlijk toen geconcipieerd. In die zin was dat groepje dan toch vruchtbaar.’
Jullie waren Titaantjes, zoals Nescio zou zeggen. ‘Op een bepaald moment kreeg ik twee academici over de vloer. Ik vertelde hen over het boek waarmee ik bezig was en zij vertelden me over Nescio. Ik had er wel al van gehoord, maar ik had er nooit iets van gelezen. Dat heb ik toen gedaan. Ik heb alles gelezen, drie keer na elkaar. Fantastisch. Indrukwekkend.’
Verkoopt u evenveel in Nederland als in Vlaanderen?
‘Weet je, ik ben maar een klein schrijvertje. Ik verkoop wel wat in België en ook in Nederland, maar uiteindelijk is dat allemaal zeer relatief. Ik doe het daar ook niet voor. Ik vind het prettig dat wat ik schrijf, opgevangen wordt. Maar het moet zichzelf verkopen. Eens ik het geschreven heb, is mijn taak volbracht.’