| |
| |
| |
Volkscultuur
Zand erover?
Twee eeuwen begrafeniscultuur in de Lage Landen
Albert van der Zeijden
Waarom is het in Vlaanderen doodgewoon om bij een rouwannonce in de krant een fotootje van de overledene te plaatsen en waarom weigerde de (zeker op dit terrein vooruitstrevende) Nederlandse Volkskrant een dergelijke advertentie? Waarom is cremeren in Nederland populairder dan in Vlaanderen? En waar blijft in Nederland de eerste supermarkt waar je rouwartikelen kunt kopen? Tradities en trends rondom het levenseinde in Nederland en Vlaanderen.
| |
Kerkhoftoerisme
Het ogenschijnlijk zo lugubere onderwerp dood en begraven wordt in Nederland evengoed als in Vlaanderen druk bediscussieerd. Wat dat betreft is er geen verschil tussen beide landen. Zowel de BRT als de Nederlandse televisiezenders zenden documentaires uit over wiegedood en euthanasie, over gebruiken en gewoonten rondom de dood en over de verwerking van zoiets problematisch als zelfmoord. Veel bekeken en inmiddels alweer herhaald werd de Teleaccursus ‘Begraven en begraafplaatsen’.
Grafcultuur staat sowieso erg in de belangstelling. In Vlaanderen bestaat al geruime tijd de vereniging Epitaaf. De Nederlandse tegenhanger is De Terebinth, een vereniging die kantoor houdt op een begraafplaats in Leusden - heel toepasselijk gelegen aan de Dodeweg. Beide verenigingen zetten zich in voor de cultuurhistorische waarde van begraafplaatsen, geven een tijdschrift uit en organiseren excursies in binnen- en buitenland. Voor het groeiend aantal kerkhoftoeristen is kortgeleden een handige gids verschenen: Dodenakkers. Kerkhoven, begraafplaatsen, grafkelders en grafmonumenten in Nederland van de in thanatologische kring zeer bekende Cees van Raak.
| |
Hoogmoed
Naast vele overeenkomsten zijn er ook vele verschillen tussen Nederland en Vlaanderen. Nederland en Vlaanderen zijn sinds de zestiende eeuw gescheiden politieke wegen ingeslagen. In de Noordelijke Nederlanden was de calvinistische religie dominant, in het zuiden het katholicisme. Dit had ingrijpende gevolgen voor de rouwcultuur. Van de calvinisten werd verwacht dat ze zich in toom hielden bij het uiten van hun rouwverdriet. Al te veel lofprijzingen voor de overledenen en extravagant grote grafmonumenten en uitbundige rouwmaaltijden werden uit den boze geacht. In ieder geval in theorie. In de praktijk liep het soms zo de spuigaten uit dat de verschillende stedelijke overheden kwamen tot restrictieve wetgeving waarbij onder andere het gebruik van lijkkleden, kaarsen en toortsen aan strenge regels gebonden werd. Een voorbeeld in Groningen is dat een begrafenismaal ten hoogste zes schotels mocht omvatten. Anders bleef men blijkbaar dooreten tot men erbij neerviel!
Het stond bekend als chique en deftig om de dode 's nachts te begraven, verlicht met een indrukwekkende fakkeloptocht. Dit was weliswaar verboden en kon je komen te staan op een hoge boete. Maar de rijken hadden dat er wel voor
Nachtelijke begrafenis in de Oude Kerk van Amsterdam (1754)
Foto: Collectie Atlas van Stolk
| |
| |
over: ze wilden zich onderscheiden van hun minder gegoede lotgenoten. De sobere calvinistische leer werd in de praktijk dus lang niet altijd nagevolgd. Of, zoals de Leidse hoogleraar Johannes Le Francq van Berkhey het in 1772 formuleerde: ‘Men ziet dus, dat, ondanks onze Hervormde Leere, de hoogmoed en bygeloovigheid onder ons den baas speelen.’
| |
Verbannen
De achttiende eeuw was er één van ingrijpende veranderingen. Tot dan toe was het gebruikelijk
19e-eeuws bidprentje
Foto: Albert van der Zeijden
dat de meeste kerkhoven gesitueerd waren in het centrum van stad of dorp, rondom de kerk. Belangrijke mensen werden zelfs in de kerk begraven. In oude kerken loop je dan ook over een aaneengesloten vloer van grafstenen. In die tijd boezemden de doden nog geen angst in. De kerkhoven werden zelfs gebruikt als ontmoetingsplek. Mensen vierden er feest, er werd handel gedreven en soms koos de rechter er zijn domicilie om recht te spreken. De reden hiervoor was eenvoudig. Het was gewoon praktisch om de centraal gelegen open veldjes te gebruiken. Grafstenen vormden geen obstakel, want die waren er toen nog nauwelijks. Het overgrote deel van de bevolking werd in massagraven begraven zonder verdere grafmarkering.
In de achttiende eeuw werd dat allemaal anders. Onderzoek heeft uitgewezen dat in een universiteitsstad als Leuven de katholieke kerken steeds minder als begraafplaats gebruikt werden. Dit gebeurde uit sanitair oogpunt. Dat het vreselijk stonk in de kerken was niet eens het ergste. Erger was dat de in ontbinding verkerende lijken potentiële verspreiders van ziektekiemen zouden zijn. Men dacht dat de dampen en uitwasemingen besmettelijk waren en dus een gevaar voor de volksgezondheid.
| |
Wetgeving
In de meeste Europese landen ontwikkelden de overheden daarom een strenge begrafeniswetgeving. Zo werd het verboden om nog langer in en rond de kerken te begraven. De Nederlanders liepen daarbij bepaald niet voorop. In de Oostenrijkse Nederlanden was men er veel sneller bij. Dankzij de progressieve vorst Jozef II werd daar al op 26 juni 1784 een verbod afgekondigd en werden er richtlijnen gegeven om begraafplaatsen buiten de stad aan te leggen.
Wat betreft begrafeniswetgeving was de oude vermolmde Republiek een achtergebleven gebied. In de Noordelijke Nederlanden werd het begraven in de kerken pas verboden ná de inlijving door Frankrijk in 1810. Vanaf dat moment golden de geavanceerdere Franse wetten ook in Nederland. Maar na het vertrek van de Fransen in 1813 werden de oude decreten weer in ere hersteld. Pas in 1827 volgde een definitief verbod op het begraven in de kerken. Er werden evenwel nog lang uitzonderingen gemaakt. Het beruchtste voorbeeld is Amsterdam, dat de aanleg van nieuwe begraafplaatsen lange tijd wist uit te stellen. Het argument was dat dit te duur zou zijn vanwege de drassigheid van het terrein. Pas in 1866 kwam een einde aan de uitzonderingspositie van Amsterdam.
| |
Romantisch
Rondom de begraafplaatsen heersten geheel verschillende culturen. Katholicisme staat veel meer uitbundigheid toe. Een begraafplaats zoals die van Laken, zeer beroemd en vaak vergeleken met de beroemde Parijse begraafplaats Père Lachaise, is in het calvinistische Nederland niet goed denkbaar. Maar dat de grafcultuur in Nederland helemaal niks voorstelt, zoals weleens beweerd wordt, is ook weer overdreven. De bekende landschapsarchitect J.P. Zocher legde in verschillende Nederlandse gemeenten prachtige landschapstuinen aan, die nog steeds een bezoek waard zijn. Heel bekend is bijvoorbeeld begraafplaats Soestbergen in Utrecht, daterend uit 1830. Deze begraafplaats is opgezet als wandelpark en heel wat mensen kwamen kijken. Er werd zelfs entree geheven: een dubbeltje per persoon. Begraafplaatsbeheerder Van Dugteren vervulde zijn taak zo nauwgezet dat hij ook tijdens begrafenissen de rouwenden hierover aansprak en als die niet wil- | |
| |
den betalen zonder pardon van de begraafplaats verwijderde. Het gemeentebestuur moest er aan te pas komen om hem duidelijk te maken dat dit toch echt te ver ging.
| |
Verbrand
Een belangrijk verschil tussen Nederland en Vlaanderen is de populariteit van het cremeren. Het is nog niet zo lang geleden dat het voor een katholiek not done was. Cremeren was er voor de ongelovigen. Het waren vaak notoire vrijdenkers die aangesloten waren bij de verenigingen voor facultatieve lijkverbranding. Van de weeromstuit verbood de kerk de crematie. Vooral de katholieke kerk was fel tegen het ‘heidense’ gebruik. De eerste crematie in Nederland vond plaats op 1 april 1914. Het was van een oud-bestuurslid van de vereniging voor Facultatieve lijkverbranding, dr C.J. Vaillant. Onmiddellijk ná de crematie werd procesverbaal opgemaakt. Het was namelijk onduidelijk of volgens de begrafeniswet cremeren was toegestaan. De Hoge Raad zou uiteindelijk tot niet-vervolging besluiten. Maar pas in 1955 zou het cremeren een wettelijke basis krijgen. Tot die tijd werd het cremeren slechts oogluikend toegestaan. Er was maar één crematorium: Westerveld (nabij Velsen). Pas na 1955 zouden er andere bijkomen. Daardoor werd het cremeren voor meer mensen toegankelijk. Op het ogenblik is de verhouding begraven - cremeren ongeveer fifty-fifty.
| |
Wachtlijst
In België ligt het wat anders. Ook hier heeft de katholieke kerk zich lang tegen het cremeren verzet, en tot de dag van vandaag is het aantal crematoria in Vlaanderen nog zeer gering. Crematie is officieel toegestaan vanaf 1932, maar pas na de versoepeling van de wetgeving in 1971 groeide het aantal crematies (vooral in de steden) langzaam doch gestaag. Maar Vlaanderen loopt nog altijd ‘achter’ op Nederland. Tussen de 25 en de 30 procent laat zich cremeren, terwijl dit in Nederland zoals gezegd half om half is. Het oudste crematorium voor Vlaams-Brabant is dat van Ukkel. Recenter zijn die van Antwerpen en Brugge. Het geringe aantal crematoria maakt dat cremeren soms geen aantrekkelijke oplossing is, bijvoorbeeld omdat er geen crematorium in de buurt ligt zoals bijvoorbeeld het geval is in Belgisch Limburg. De Limburgers moeten uitwijken naar Antwerpen of Luik, waarbij men dan soms ook nog te maken krijgt met ‘wachtlijsten’. Gevoegd bij de nog steeds krachtige katholieke invloed zal dat de reden zijn dat cremeren in België
Beaardingskistje 17e eeuw
Foto: Museum Het Catharijneconvent
nog steeds minder populair is dan in Nederland. De bezwaren van de kerk zijn overigens niet principieel en zijn dat ook nooit geweest. Dat verassing een verrijzenis in de weg zou staan heeft de kerk nooit geloofd.
Om tegemoet te komen aan de behoefte aan ‘een plek om naar terug te keren’ is zowel in Nederland als Vlaanderen de mogelijkheid tot bijzetting in een columbarium. Een nieuwigheidje in Nederland is dat, met de wetswijziging van een paar jaar geleden, de nabestaanden de urn zelfs mee naar huis kunnen nemen. En dan maar hopen dat de urn niet per ongeluk stuk valt. Want mag je dit soort stof zo maar met de stofzuiger opzuigen?
| |
Exotisch
Op veel Vlamingen maken de Nederlandse uitvaartgewoonten een exotische en soms zelfs extravagante indruk. Bij de begrafenis van een markante Amsterdamse discotheekeigenaar, begin 1995, kregen de rouwenden een klein flesje Wodka aangereikt dat ze in de geopende kuil op de kist moesten gooien. De rouwenden waren overigens vrijwel allen in het roze gekleed. De voorkeur voor stemmig zwart is in Nederland allang niet meer algemeen. Deze begrafenis ging zelfs voor Nederlandse begrippen erg ver, en werd dan ook uitgebreid gecoverd in het journaal.
Maar ook in België gebeuren soms buitenissige dingen. In Brussel bijvoorbeeld, in een straatje nabij de Grote Markt, heb je een café met de op- | |
| |
wekkende naam ‘le cercueil’ (= de doodskist). Gekozen is voor gedempt paars licht met aan de muren allerhande rouwattributen, tafels met doodshoofden en doodskisten. Het café is vooral bij jongeren populair.
| |
Persoonlijke invulling
Zowel in België als in Nederland gaat het dus
Zwart kazuifel met ingeweven Lodewijk XVI motieven, ongeveer 1840
Foto: Museum Het Catharijneconvent
soms vreemd toe. Toch is mijn indruk dat men in Vlaanderen wat prudenter is dan in Nederland. In Nederland is het zeker een trend om een persoonlijke en kleurrijke invulling te geven aan je eigen uitvaart. De ziekte aids heeft dit alleen maar versterkt. Jonge mensen zien hun dood lang van tevoren aankomen en plannen een uitvaart waarbij de hele ‘scene’ betrokken wordt. De flesjes wodka in Amsterdam zijn er een voorbeeld van.
In Vlaanderen blijft men, zeker op het platteland, de voorkeur geven aan oude tradities rondom dood en sterven. Het bidprentje is er bijvoorbeeld nog altijd zeer populair. En in de provincies Brabant en Antwerpen is het nog altijd gebruikelijk om na de rouwplechtigheid een broodmaaltijd te nuttigen. (In West-Vlaanderen geeft men daarentegen de voorkeur aan een warme maaltijd).
Sommige Vlaamse gewoonten en gebruiken komen in Nederland over als ongepast. Het bekendste voorbeeld is de gewoonte om bij de rouwannonce in de krant een portretje van de overledene te plaatsen. Vooral in enkele regionale Belgische kranten, zoals het Belang van Limburg, is dit de gewoonste zaak van de wereld. In Nederland was het aanleiding voor een heuse rel. De militante journalist, homo en aidspatiënt Erwin Bakker, die in 1993 overleed, wilde graag een portretje bij zijn rouwadvertentie. Uitgerekend de progressieve Volkskrant weigerde de advertentie. Dit was op zijn minst vreemd voor een krant die in de jaren zeventig en tachtig advertenties plaatste waarin het taboe rondom zelfdoding doorbroken werd (‘Wij respecteren jouw keus...’). Inmiddels is de strijd wat geluwd, maar rouwadvertenties met foto's zijn nog steeds een hoge uitzondering. Misschien ook omdat ze ongewoon en dus veel prijziger zijn.
| |
In de winkel
De nieuwste trend in België is om je rouwartikelen in een daarvoor gespecialiseerde supermarkt te kopen. Deze gewoonte is komen overwaaien uit Frankrijk, waar de supermarktketen van Roc'Eclerc al meer dan 80 winkels heeft naast de al wat oudere Pompes Funèbres General. In Luik werd de eerste Belgische vestiging geopend. Het ligt voor de hand dat het idee eerder zal aanslaan in Vlaanderen dan in Nederland. Het verschijnsel winkel met rouwartikelen, zoals je kunt zien in willekeurig welk stad of dorp in Vlaanderen, is een normaal onderdeel van het straatbeeld. Of de geesten hiervoor ooit rijp zullen worden in Nederland zal de tijd moeten leren.
In zijn algemeenheid kun je niet zeggen dat Nederland ‘vooruitstrevend’ is en Vlaanderen ‘traditioneel’. De geschiedenis van de rouwcultuur laat dit zien. In sommige nieuwe trends liep Nederland voorop, anderen sloegen eerder aan in Vlaanderen. Zo liep België zeker voorop met haar nieuwe begrafeniswetgeving aan het eind van de achttiende eeuw en nu weer met de supermarkten. In Nederland zijn de uitvaarten de laatste jaren veelkleuriger en soms zelfs exotisch geworden. Maar zelfs daar is een flesje wodka op de kist een uitzondering.
Met dank aan Prof. S. Top, die de auteur enkele waardevolle gegevens over de Vlaamse situatie gaf. Albert van der Zeijden is consulent volkscultuur bij het Nederlands Centrum voor Volkscultuur. Eind 1995 organiseerde dit centrum in samenwerking met het Limburgs Museum een Nederlands-Vlaamse studiedag over de dood. De lezingen zullen worden uitgegeven. Informatie hierover is te verkrijgen bij het Nederlands Centrum voor Volkscultuur, Lucasbolwerk 11, 3512 EH Utrecht, telefoon: 030-2319997, vanuit België: 00-31-302319997. |
|