was het natuurlijk in de weekends en 's avonds en één enkele middag, want ik had een full-time job.’
In zijn beginjaren werkte Van Zetten heel snel, vooral omdat hij weinig van technieken afwist. Geleidelijk kwam daar verandering in. Hij ontwikkelde een eigen schildertechniek. Verflaag wordt op verflaag gestapeld, maar zo dat de onderliggende kleuren steeds op een andere manier nog waarneembaar blijven. ‘
Je krijgt op die manier een soort diepte in de verfoplaag,’ aldus Van
‘Oude Vissershaven’, 1990 Olieverf, 70 × 80 cm
Zetten. Deze manier van werken is zeer arbeidsintensief. Hij besteedt makkelijk 100 à 200 uur aan één doek. Is een schilderij op zijn atelier klaar, dan verhuist het voor enkele weken naar zijn woonkamer. Ontdekt hij in die periode nog iets dat niet naar zijn zin is, dan gaat het doek opnieuw naar zijn atelier. Van Zetten neigt naar perfectionisme, maar hij beseft inmiddels dat je op een bepaald moment moet zeggen: ‘
Dat is wat ik zocht, dat is wat ik hebben wou, zo wordt het.’
Van Zetten woont nu alweer zo'n elf jaar in een rustige woonwijk van Lelystad. Dat hij op Flevoland goed en vlot ingeburgerd raakte en dat zijn talent er erkenning vond, moge blijken dat hij niet alleen in de lustrumkalender '91, bij het vijfjarig bestaan van de provincie, één van de opgenomen schilders was, maar bovendien ook nog het omslag maakte: een kleurig palet.
J.C.J. Lammers, Commissaris van de Koningin in Flevoland, schreef in zijn inleiding: ‘Er is een neiging om bij de zorgen van alledag en het geraas en geruis van ons aller streven naar steeds meer ontwikkeling, niet te letten op die veel mildere kant van het bestaan, vertegenwoordigd in de schone kunsten.’ Die woorden moeten de kunstenaar uit het hart gegrepen zijn.
Je bent door de jaren heen geëvolueerd naar louter landschapschilder?
‘Ik geloof dat het landschap in zijn algemeenheid mij het meeste trekt. We zijn, mijn vrouw en ik, ergens zwervers door het landschap. Wij zoeken met de vakantie nooit de stad op. Het moet niet te druk zijn. In de beginjaren, toen we nog makkelijker vervoerbaar waren, zaten we veel in Vlaanderen. Nu komen we veel in Friesland, in de Achterhoek, in Limburg en noem maar op. Het landschap gaat langzamerhand weg, de mooie plekken in welk land dan ook, worden verstedelijkt. Daar komen flats, daar gaan grote wegen doorheen en ja, ik heb de illusie dat, als het geschilderd wordt, het toch behouden blijft voor wat nakomelingen, laat ik het zo maar even noemen.’
Wat trok je zo aan in het Vlaamse landschap?
‘Er zat in het landschap een bepaalde eenvoud, een bepaalde rust. Niet zoiets van, het is al drie eeuwen zo en het is nooit veranderd, maar het gaf mij een rust, een eenvoud, een vorm die mij aansprak. Eigenlijk ben ik met Vlaanderen begonnen en na Vlaanderen heb ik wat ik daar vond ook in Nederland gezocht: diezelfde eenvoud van gebouwen, van landschap, dat zijn dingen die ik ongelooflijk mooi vind. Daar geniet ik van.’
Vlaanderen is veel rommeliger dan Nederland?
‘Als ik nu Vlaanderen bekijk - een paar jaar gleden zijn we er nog geweest - dan is ook daar het