Gaat het hier niet om een algemeen westers, ja universeel fenomeen? En een eenzijdig abstract-rationele opvatting van nationale identiteit?
Tollebeek is beducht voor de waan van een homogene nationale identiteit en cultuur. Die beduchtheid deel ik, al lijkt hij dat niet te kunnen geloven. Opgegroeid in een heel homogene katholieke zuil, heb ik de schaduwzijden van homogene culturen aan den lijve ervaren.
In meerdere publikaties (ook in Neerlandia) heb ik betoogd dat in een vrije samenleving nationale identiteit niet alleen de expressie is van een zekere mate van culturele integratie (gemeenschappelijke taal, rechtsorde, politieke en andere instellingen, politieke en rechtscultuur, nationale symbolen en dergelijke), maar ook de inzet van voortdurende discussie en rivaliteit. In Nederland spitst die rivaliteit zich toe op twee concurrerende varianten van onze burgerlijke levensstijl: een liberale en een confessionele opvatting en interpretatie daarvan. Beide varianten drukken lange tijd in onderlinge wisselwerking en rivaliteit een sterk stempel op de ontwikkeling van de Nederlandse identiteit. Uit de wisselwerking tussen beide is een traditie gegroeid van besluitvorming via overleg en consensus die onze politieke cultuur sinds lang kenmerkt, alsook een opvallend feminiene, op zorg en dienstbetoon gerichte instelling. Sinds de culturele omwenteling der jaren zestig treedt een nieuwe, links-libertaire tendens op de voorgrond en krijgt ons land als gevolg daarvan de reputatie een bijzonder permissieve samenleving te zijn.
Nationale identiteit pleegt men in positieve zin in te vullen en te interpreteren. Maar aan bepaalde positieve kwaliteiten zitten ook schaduwzijden. Zo is de Nederlandse tolerantie een mooie karaktertrek, maar zij heeft ook een keerzijde, te weten de neiging tot slapheid en wankelmoedigheid in optreden en zij kan makkelijk omslaan in onverschilligheid voor wat anderen beweegt en drijft. Met die keerzijde worden we de laatste jaren opnieuw geconfronteerd. Een positief aspect van onze confessionele traditie met haar sterke nadruk op belijden van wat men gelooft en goed acht en op de juiste, politiek correcte gezindheid is dat men staat voor een overtuiging en daar voor uit- en opkomt. De keerzijde ervan is dat men zo in de ban van eigen gelijk raakt dat men moeilijk andere opvattingen en gedragingen naast zich kan dulden en daardoor makkelijk vervalt in intolerant gedrag, morele arrogantie en betweterij. Vooral die laatste neiging -
‘talking to someone like a Dutch uncle’ zoals de Engelsen die neiging tot een spreekwoord verheven hebben - heeft onze reputatie in het buitenland geen goed gedaan. Onze bijzonder permissieve traditie sinds de jaren zestig heeft onze samenleving vrijer en ruimdenkender gemaakt maar ook geleid tot een aantal uitwassen, waarmee we in de jaren negentig ten dele proberen af te
Gelukkig wordt een begrip als nationale identiteit niet meer gelijkgeschakeld met cultureel racisme Len Munnik, cartoon te zien op de tentoonstelling van het Vlaams Cultureel Centrum ‘Grénzeloos getekend! Cartoons uit Vlaanderen en Nederland’
rekenen. Onze consensustraditie heeft veel politieke en sociale tegenstellingen gladgestreken, maar ook een stroperige manier van besluitvorming tot gevolg gehad, waarin vaak weinig speelruimte is voor afwijkend gedrag en de verantwoordelijkheid voor wat besloten is te zeer diffuus raakt..
Als rigide jurist, aldus Tollebeek, zou ik weinig oog hebben voor het artificiële karakter van nationale identiteit. Uit het voorgaande evenals uit mijn boek blijkt dat ik die identiteit volstrekt niet opvat als iets natuurlijks. Zij is zoals onze taal, onze rechtsorde, onze politieke en andere instellingen een produkt van het moderne westerse beschavingsproces en als zodanig in voortdurende ontwikkeling.
Discussies over nationale identiteit en nationalisme zijn sinds lang belast met misverstanden, vooroordelen en polariserende sentimenten. De reactie van Tollebeek is daarvan het zoveelste voorbeeld.