| |
| |
| |
Geschiedenis
Willem I: koning-koopman, koperen koning en loterijbaas
Martine van Eck
Martine van Eck (1967) studeerde mentaliteitsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze studeerde af op Amerikaanse onheilsverwachtingen in de laatste dertig jaar, waarvan een verkort artikel ‘De Amerikaanse droom gebroken’ verscheen in Groniek (1994). Tevens publiceerde zij in Palimpsest ‘Censuurgeschiedenis in Japan, Korea en China’ (1991). Thans werkzaam als free-lance onderzoeker en redacteur bij uitgeverijen.
Na een windstilte van zestien jaar zijn er nu twee boeken over de eerste Oranjevorst Willem I verschenen. Een biografie en een economisch historische studie over de waterstaatkundige werken onder Willem I. In beide boeken wordt een totaal ander beeld van koning Willem I geschetst. Historici lijken het maar niet eens te worden over de betekenis van deze koning. Was hij een karaktervast natiebouwer omdat hij als enige Oranjevorst Nederland en België bij elkaar wist te houden, of was hij een slapjanus die geen beslissingen kon nemen? Was hij een kil mens zonder zwier, of was hij een betrokken staatsman? Een schraper of een gulle investeerder? Vooruitstrevend of conservatief? Ook deze boeken geven geen uitsluitsel. Willem I wordt nog steeds met ambivalente gevoelens bekeken. Wat de twee boeken wél gemeenschappelijk hebben is dat ze prachtig geschreven en uitgegeven zijn. Hier onder een greep uit de nieuwste verschillen van inzicht.
Het boek van Kikkert, Geld, macht en eer, is een klassieke Oranje-biografie. Het leven van Willem wordt vanaf zijn geboorte beschreven, het verhaal houdt op bij zijn aftreden. Het betoog zélf is ook tamelijk klassiek: Kikkert volgt in grote lijnen het verhaal dat door eerdere biografen over de koning is verteld. Bij cruciale momenten in het verhaal citeert hij zelfs hele bladzijden van beroemde collega's. Slechts hier en daar veroorlooft de schrijver zichzelf een eigen standpunt. Nieuw is de lichte toonzetting van het verhaal. Geld, macht en eer is een klassiek stuk vaderlandse geschiedenis in een modern jasje.
Filarski's boek Kanalen van de koning-koopman behandelt de eerste dertig jaar van Willems ambtstermijn vanuit het licht van diens economisch beleid. Deze invalshoek is volstrekt nieuw. Over de waterstaatkundige vernieuwingen aan het begin van de vorige eeuw is niet eerder zo'n volledig werk verschenen. Het boek geeft een systematisch overzicht van de technische en financiële aspecten van de bouw van achthonderd kilometer kanaal in Nederland en België. Filarski's centrale stelling is dat deze enorme operatie geslaagd is dankzij de inzet van de ‘eigenzinnige’ Willem I. Filarski steekt zijn bewondering voor deze prestatie niet onder stoelen of banken. Daarmee is hij één van de weinige historici die een overwegend positief beeld schetsen van de koning.
| |
Kikkerts ironie
Kikkert daarentegen is voornamelijk negatief over Willem I. Alleen al om die reden is het interessant om beide boeken naast elkaar te lezen en ze met elkaar te vergelijken. Ook in thematiek vullen de
Eén van de vele schilderijen van koning Willem I
Foto: Archief ANV
| |
| |
twee verhalen elkaar aan: Kikkert benadrukt de politieke aspecten, Filarski concentreert zich op de economische prestaties van de koning. Dat levert een opmerkelijk groot verschil van inzicht op, met name over het karakter van de koning. Gezien de achtergrond van de beide auteurs is dit interpretatie-verschil goed verklaarbaar: Kikkert is een doorgewinterd Oranje-biograaf. Hij schreef eerder portretten van Willem de Zwijger, Maurits, Frederik Hendrik, koning Willem III, Wilhelmina en Juliana. Hij kent de inmiddels klassiek geworden Oranje-geschiedschrijving van historici als Geyl en Colenbrander en kan er soms maar moeilijk los van komen. Uit de klassiekers komt een ambivalent beeld van Willem I naar voren. Kikkerts ironische toon zorgt ervoor dat het negatieve beeld de overhand krijgt.
| |
Filarski's bewondering
Filarski is een hooggeplaatst ambtenaar bij Rijkswaterstaat. Dat verklaart zijn bewondering voor het enorme tempo waarmee de kanalen onder Willem zijn aangelegd (je hoort de spijt in zijn stem als hij meedeelt dat dat tegenwoordig allemaal veel langzamer gaat) en zijn originele, maar soms wat on-historische aanpak. Een duidelijk voorbeeld van het laatste is zijn veelvuldige vergelijking van de negentiende-eeuwse situatie met ‘nu’. Door die werkwijze lijkt het alsof de Nederlandse infrastructuur van toen, die in onze ogen inderdaad beroerd lijkt, hopeloos achter liep. Uit andere bronnen blijkt dat het verschil met omliggende landen niet eens zo groot was. ‘De mythe van de achterlijkheid van de Nederlandse economie in de negentiende eeuw’ is al eerder bestreden in het gelijknamige artikel in Spiegel Historiael van J.L. van Zanden, een aantal jaren terug. Toch levert de vergelijking met nu ook leuke inzichten op: Filarski vergelijkt de inspanningen voor kanalenbouw met de hedendaagse Deltawerken. De schaal van de kanalenbouw wordt daardoor wel beter voorstelbaar.
| |
Een Verlicht Vorst met een voorkeur voor geld verdienen
Willem I (1772-1843) was de eerste Oranjevorst, en de enige koning die regeerde over het verenigd Nederlands-Belgisch koninkrijk. Na het einde van de Franse overheersing werd op het Congres van Wenen besloten beide landen samen te voegen tot een koninkrijk. Willem zag een lang gekoesterde wens in vervulling gaan toen hij werd uitgeroepen tot koning van dit middelgrote land. Hij voelde zich een verlicht vorst, hij wilde in Europa meetellen. Dat kon alleen met een koninkrijk van enige omvang.
Al in de eerste jaren van zijn koningschap bleken de tegenstellingen tussen Nederland en België. Nederland had baat bij vrijhandel, België had behoefte aan protectie van haar jonge industrie. De beide landen vreesden elkaars economische concurrentie. De koning besloot om beide gebiedsdelen gezamenlijk op te stuwen in de vaart der volkeren en begon aan zijn grootscheepse waterstaat-project. (Ter meerdere eer en glorie van zichzelf en zijn Verlicht Koningschap, zegt Kikkert). Voor dergelijke ambitieuze plannen was echter geen geld. De oorlog was net voorbij en had het koninkrijk volstrekt berooid achtergelaten. Bij zijn aantreden trof Willem een enorme staatsschuld aan. Maar, zo stelt Kikkert sardonisch: ‘Zijn liefhebberij was geld verdienen en hij bezat een oprechte belangstelling voor alle middelen die tot dit doel bijdroegen.’ Geldgebrek was geen reden voor de koning om voorzichtig te zijn met investeringen. Zijn oplossing voor het probleem was van een heel andere aard: hij nam een aantal stappen om de controle van het parlement op zijn uitgaven uit te schakelen. Zijn belangrijkste vondst was het Amortisatie-syndicaat. Dit fonds was in naam opgericht om de staatsschuld te verminderen, in de praktijk diende het als onwettige krediet-verlener voor de kanalen. Dat de grote investeringen niet tot bankroet hebben geleid, is te danken geweest aan de buitensporige winsten uit het Cultuurstelsel op Java.
| |
Oneerlijk gelijkheidsstreven
Tegen het einde van zijn regeringsperiode werd Willem I vooral in beslag genomen door de toenemende onrust in het zuiden van zijn koninkrijk. Het Zuiden was al verbolgen over het gelijkheidsstreven van de koning. Hoewel er meer Belgen dan Nederlanders waren, hadden beide evenveel
| |
| |
afgevaardigden in de Kamer. Het katholieke geloof van de meerderheid der Belgen werd door Willem gelijkgesteld aan het ‘ketters calvinisme’. Hoewel de Nederlandse schuld vele malen hoger was dan de Belgische, werden de lasten gelijk over de gebiedsdelen verdeeld. Dat leidde tot de in Belgische ogen oneerlijke belastingverhogingen, onder andere op het malen van graan. Toen de Belgische onvrede in 1830 omsloeg in revolutie, klonk het strijdlied door de straten van Brussel: ‘Voor 't geloof en de maalderije!’
De afscheiding van het Zuiden was door de koning niet tegen te houden, maar hij probeerde het met hart en ziel. Door de tragisch verlopen Tiendaagse Veldtocht en de Volhardingspolitiek werd het koninkrijk opnieuw in de schulden gedompeld. Na de Tiendaagse Veldtocht werden de grenzen van 1790 hersteld door de grote mogendheden. Het heeft jaren geduurd voordat Willem I deze grenzen accepteerde. Drie dagen voor een belangrijke grondwerswijziging die de macht van de koning moest inperken, trad Willem I af.
| |
‘Le roi reigne seul’
Uit het bovenstaande komt Willem I naar voren als een vorst die het liefst de touwtjes zelf in handen hield. Zijn motto was niet voor niets ‘le roi reigne seul’. Vooral deze eigenzinnigheid is door historici bekritiseerd. De vorst is tijdens en na zijn leven vereerd en verguisd. Tijdgenoten bekritiseerden hem vooral om zijn bokkige persoonlijkheid. In de loop van de negentiende eeuw werd Willem als karaktervast natiebouwer op een voetstuk geplaatst, naar de nationalistische geest van de tijd. Zelfs Willems fiscale politiek werd bejubeld als een uitgekiend systeem dat zijn tijd vèr vooruit was. Meer wetenschappelijke auteurs hadden zich toen al van hem afgekeerd. Na de Eerste Wereldoorlog tekende zich enig eerherstel af, later overheerste toch weer de kritiek.
In lijn met de traditie zijn de hier besproken auteurs ook ambivalent. Kikkert gaat in zijn kritiek echter veel verder dan Filarski. Hij verwijt de koning dat hij zichzelf wilde verrijken, terwijl Filarski deze aantijging veelvuldig weerlegt. Ook over de overige prestaties van de koning is Kikkert niet te spreken: zijn financieel wanbeheer was ‘des te erger daar vrijwel al zijn ondernemingen mislukten. De Nederlandse Handels Maatschappij en het Cultuurstelsel (zeg maar het Indië-beleid, MvE) vormden in samenhang een spectaculaire uitzondering.’ Het irriteert Kikkert dat het welslagen van deze projecten voor veel historici reden is geweest de illegale financiering goed te praten. Ook Ruud Filarski neigt daartoe, hoewel hij uiteindelijk toch spreekt over ‘financieel bedrog’.
| |
Koperen koning
Voor Kikkert is de essentie van 's konings karakter zijn zeldzame schraapzucht. Hij deed het voor geld, macht en eer, en dan in die volgorde. Zijn bewijzen voor deze stelling zijn bij regelmaat uiterst amusant. Een bekend verhaal over Willems krenterigheid leverde hem de bijnaam ‘koperen koning’ op: anders dan zijn voorgangers liet hij bij een rondrit door de stad geen waardevolle, maar koperen munten rondstrooien. Bij de financiering van een werkverschaffingsproject was Willem de eerste die afhaakte toen het project geen winst opleverde. Saillant detail is overigens dat Filarski de bemoeienis van de koning met armoedebestrijding en werkverschaffing juist opvoert als bewijs van zijn filantropische instelling! Die bleek dus van zeer tijdelijke aard te zijn.
| |
Modern of niet
Het belangrijkste verschil van mening tussen de beide auteurs heeft betrekking op de al of niet aanwezige moderniteit van de koning. Filarski schildert Willem I als een vooruitstrevende koning, die veel eerder dan zijn behoudende landgenoten de noodzaak van vernieuwingen zag. Als bewijs voor zijn stelling voert hij de grote infrastructurele vernieuwingen aan, ‘die hun tijd ver vooruit waren’. Het waterwegennet vormde, aldus Filarski, de basis voor het hedendaagse kanalenstelsel. Zonder kanalen was de industrie, vooral in België, op bepaalde plaatsen nooit ontstaan.
Kikkert daarentegen vindt Willem I een benepen, ouderwets mens. Hij was behoudend als het ging om de invoering van stoom, en conservatief in
| |
| |
zijn houding tegenover de Belgen: als hij vooruitstrevend was geweest, had hij al veel eerder ingespeeld op onrust in het Zuiden. Zelfs 's konings economische politiek, die door Filarski wordt bewonderd, brandt Kikkert af: ‘Zijn economische politiek oogde, althans tot 1830, welvaart bevorderend. Daardoor ging hij de geschiedenis in als een koning die zijn tijd ver vooruit was.’ Het oordeel van Kikkert over de kanalen is vernietigend: ‘Willems kanalen waren onderdeel van zijn economisch beleid en dat was gericht op geld, geld en nog eens geld’. Willems vaarten en handelswegen slechtten geen barrières, ze vormden nieuwe belemmeringen, in de vorm van hoge tolheffingen. De rijken werden er rijker van, de armen armer. De koning zelf was aan het einde van zijn ambtstermijn vele malen rijker dan toen hij begon. Vooral op dit punt suggereert Kikkert kwade opzet.
Omdat Filarski stopt in 1830, is zijn betoog op dit punt moeilijk te vergelijken met de beweringen van Kikkert. Door middel van berekeningen maakt Filarski in elk geval duidelijk dat Willem een rendabele oplossing koos toen hij besloot het vaarwegennet te verbeteren. Hij voert, weer geheel in strijd met wat Kikkert zegt, de kanalen op als sociaal egaliserend: het personenvervoer per trekschuit was zo goedkoop, dat alle rangen en standen er gebruik van konden maken. Filarski maakt bovendien aannemelijk dat de tollen vóór de verbeteringen van de vaarwegen ook al hoog waren. Bij een vergelijking met andere biografen krijgt Kikkert echter meer medestanders dan Filarski op dit punt. De kanalen zijn na 1830 langzaam maar zeker van de eerste plaats verdwenen, ten gunste van wegvervoer en spoor. Er is dus veel geld geïnvesteerd in een infrastructuur die
Willem I is beroemd geworden om z'n kanalenbouw, een project te vergelijken met de huidige deltawerken
Foto: Archief ANV
snel aan betekenis inboette. Dat Willem een krent was, is onbetwist, maar of persoonlijk gewin zijn sterkste drijfveer was, is voor veel historici minder zeker.
| |
Koning-koopman?
Wat is wijsheid? Veel van de tegengestelde conclusies kunnen naast elkaar bestaan: Willem I was vooruitstrevend met het bouwen van kanalen, waarbij we in het midden moeten laten of ze nuttig waren of niet. Het is maar over welke tijdspanne je het bekijkt. Tegelijkertijd vertoonde hij ‘dezelfde huiszittendheid’ als zijn onderdanen als het ging om wantrouwen tegen stoomenergie (de formulering is van Kikkert). De koning was begaan met het lot van de armen, totdat het hem geld ging kosten. Toch blijven er veel tegenstrijdigheden liggen, die niet allemaal met elkaar te rijmen zijn. De wijze - en vaak geciteerdewoorden van Jan Romein in zijn biografische schets van Willem I blijven gelden: ‘geen twee portretten van de koning, geschilderd of geschreven, lijken op elkaar.’ |
|