Stellingname
E. van Middelkoop
Taal en Grondwet
Het basisdocument van onze staat, het Koninkrijk der Nederlanden, is de Grondwet. Daarin staan de hoofdregels voor de inrichting van het staatsbestel, rechtsvoorwaarden en -waarborgen en instructies voor de overheid. Tot dat laatste, die instructies behoren onder meer het respecteren van de klassieke vrijheidsrechten (godsdienst, meningsvorming, vereniging en vergadering, etcetera) en het bevorderen van de sociaal (-culturele) grondrechten, zoals werkgelegenheid, volksgezondheid, een goed leefmilieu en culturele ontplooiing.
Bij dat laatste, voorwaarden scheppen voor culturele ontplooiing, is vermoedelijk nooit gedacht aan de Nederlandse taal. Toch behoort de taal tot de kern van het culturele. Zou het niet wenselijk zijn het bevorderen van het gebruik van de Nederlandse taal als cultureel grondrecht c.q. culturele instructienorm op te nemen in de Nederlandse grondwet? Ik meen van wel. Daarom hebben mijn CDA-collega Koekkoek en ik een initiatief-wetsvoorstel bij het parlement ingediend om op dit punt de Grondwet aan te vullen.
Waarom? Tot een jaar of tien geleden zou vermoedelijk niemand zo'n voorstel hebben gedaan. Bij de laatste algehele herziening van de grondwet van 1983 is dit ook niet aan de orde gesteld. Immers, waarom zou men iets dat volmaakt vanzelfsprekend is ook nog eens constitutioneel verankeren?
De laatste jaren is men daar echter anders over gaan denken. De politiek is zich gaan bezighouden met taalrechten, zowel van het Nederlands als van het Fries. Enkele voorbeelden van wetgevende activiteit kunnen dat duidelijk maken. Zo wordt thans in de Rijkswet op het Nederlanderschap als voorwaarde voor naturalisatie onder meer voorgeschreven het ‘beschikken over een redelijk kennis van de Nederlandse taal’. In de Algemene wet bestuursrecht is enkele jaren geleden vastgelegd, dat in het verkeer tussen overheidsbestuur en burger de Nederlandse taal wordt gebuikt. Eveneens is in de nog vrij recente Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek voorgeschreven, dat aan deze onderwijsinstellingen het Nederlands als voertaal geldt.
De wetgever is dus in betrekkelijk korte termijn gaan erkennen dat taalrechten voorwerp van overheidszorg zijn. Welnu, in het verlengde van deze activiteiten ligt ons voorstel deze kennelijk gevoelde politieke plicht een constitutioneel fundament te geven.
De noodzaak van deze constitutionele verandering wordt op dit moment extra versterkt door de ontwikkelingen
E. van Middelkoop, fractie Gereformeerd Politiek Verbond, Tweede Kamer Nederland
Foto: Archief GPV
binnen de Europese Unie. Hoewel het Nederlands een formeel gelijkberechtigde taal is als het Frans, Duits, etcetera, wordt in de prakrijk deze positie bedreigd. Zo is, helaas met instemming van de Nederlandse regering, in een nieuwe Europese instelling, te weten het Merkenbureau, een talenregime geaccepteerd waarbij aan die formele gelijkberechtiging afbreuk wordt gedaan. Ten koste van onder meer het Nederlands. Ook komt het steeds vaker voor dat Nederlandse ministers in vergaderingen van de Raad van Ministers zich moeten behelpen met een andere taal. Het gaat dan wel om beraadslagingen waar soms ook grote economische belangen op het spel staan. Duidelijk is dat wie dan niet de moedertaal kan gebruiken in een nadelige positie verkeert. Dat is onaanvaardbaar. Daarom is het goed dat aan alle Europese instellingen, zoals het Europees Parlement, het Europees Gerechtshof en de Raad van Ministers, duidelijk wordt gemaakt dat Nederland de eigen taal van vitaal belang acht. Dat zal zeker van gewicht zijn als de Unie na 2000 zich verder uitbreidt. Dat belang wordt mede zichtbaar gemaakt door de Nederlandse taal een grondwettelijk gewicht te geven.