Radio 1 en de etikettering
Buitenlands cultuurbeleid
door J.L.M. Kits Nieuwenkamp
Radio 1 verdwijnt van de middengolf, zo meldt de krant van 17 juni naar aanleiding van een brief van de minister van WVC aan de Tweede Kamer. Radio 1 zal vanaf midden 1994 te beluisteren zijn op de FM, maar daarmee niet of nauwelijks meer buiten Nederlands grenzen vanwege een veel kleiner bereik, ten nadele van ettelijke tienduizenden, bij elkaar opgeteld honderdduizenden Nederlanders en Nederlandstaligen in de Bondsrepubliek, in België en Frankrijk.
In het Duitse Ruhrgebied, in de Antwerpse en Brusselse agglomeraties wonen Nederlanders die dagelijks, op elk uur van de dag een normale Hilversumse zender willen kunnen beluisteren. In een Europa zonder grenzen doet het er toch niet meer toe waar je woont? Ook de talloze chauffeurs van de Nederlandse omvangrijke vrachtwagenvloot die dag in dag uit Europa doorkruist, hebben behoefte aan direct nieuws en verstrooiing vanuit Nederland.
Daarbij moeten ook nog de tienduizenden toeristen worden opgeteld, die ondanks hun bijtanken ‘in den vreemde’ graag met het moederland in contact blijven.
Al deze mensen zullen vanaf volgend jaar verstoken zijn van direct contact met Nederland. Het aangekondigde verzoek aan de Wereldomroep om de leemte op te vullen biedt geen oplossing. Het karakter van de uitzendingen is verschillend van Radio I en bovendien is nauwelijks te verwachten dat de Wereldomroep elke dag weer een dagvullend programma zal verzorgen. Misschien kan een andere middengolfzender de taak overnemen of dat bepaalde voorwaarden aan de nieuwe commerciële zender worden opgelegd. Hoe dit ook uitpakt: is bij de besluitvorming het aspect buitenlands cultuurbeleid meegewogen?
Is het ministerie van Buitenlandse Zaken bij de besluitvorming op WVC betrokken geweest en is het belang van een Nederlandse zender die tot ver in Europa te beluisteren is, vasthoudend aan de orde gesteld? Men moet het betwijfelen, gezien bijvoorbeeld het antwoord dat gegeven is op Kamervragen inzake de Europese regelgeving voor het taalgebruik bij etikettering en bijsluiters. Hier heeft ‘Brussel’ bepaald dat de produktieinformatie ‘in een voor de consument begrijpelijke taal’ moet zijn gesteld. Dit betekent evenwel dat de mededelingen dus niet noodzakelijkerwijs in de landstaal van het afzetgebied, van de consument behoeven te worden gedaan. In de praktijk wil dat zeggen dat menige fabrikant informatie in de ‘kleine’ talen achterwege zal laten - en zo wordt het Nederlands helaas, ondanks 21 miljoen moedertaalsprekers een middelgrote taal, dikwijls gezien -.
Uit de gegeven antwoorden op de Kamervragen blijkt dat het taalpolitieke aspect door Nederland geringschattend wordt afgedaan, dat steeds als uitvlucht naar ‘Europese besluitvorming’ wordt verwezen en dat geen eigen Nederlands standpunt wordt ingenomen, anders dan dat Europese economische integratie voorrang heeft. Het is evenwel in het belang van Nederland en de Nederlandstalige consument om Nederlandstalige produktinformatie te verkrijgen.
Gebruik van de taal van de consument, dus de landstaal, is door België en Frankrijk in het Europese besluitvormingsproces voorgesteld en Nederland sluit zich daar niet bij aan! Toch schept nu juist de culturele paragraaf in het verdrag van Maastricht, indien het eigenbelang al niet voldoende drijfveer zou zijn, de verplichting om de culturele component bij alle economische besluitvorming in EG-verband te laten meewegen.
Het lijkt er niet op dat de Nederlandse onderhandelaars zich daarvan bewust zijn; geen goede zaak voor de Nederlandse burger en een blijvende uitdaging voor de politiek om eindelijk eens een consequent buitenlands cultuurbeleid te (doen) ontwikkelen waaraan zaken zoals Radio 1 en de etikettering getoetst kunnen worden.