| |
| |
| |
Nederlands in den vreemde
Het Algemeen-Nederlands Verbond in Nederlands-Indië 1899-1949
door Kees Groeneboer
Aan het einde van de negentiende eeuw wordt er van verschillende kanten bij de Nederlands-Indische overheid op aangedrongen meer mogelijkheden te creëren voor het leren van de Nederlandse taal bij de Inheemse bevolking, en er daardoor voor te zorgen dat deze tot meer ontwikkeling kan komen. Het politieke belang hiervan wordt steeds weer naar voren gebracht.
In zijn redevoering Het Nederlandsch in Indië, gehouden in 1899 op het XXV-ste Nederlands Taal- en Letterkundig Congres te Gent - het allereerste optreden als zodanig van een Indonesiër in Europa -, gaat de Javaan Raden Mas Pandji Sosro Kartono, een zoon van de regent van Jepara, uitvoerig in op het belang van de Nederlandse taal voor de Inheemse bevolking. Hij stelt:
Raden Mas Pandji Sosto Kartono
‘In de allereerste plaats is het in uw eigen belang. Ik wil u verklaren dat bij de groote massa der inlandsche bevolking die sympathie voor U, welke gij verwacht, niet bestaat. [...] De groote massa heeft geen besef van de voordelen van het Nederlandsch bestuur. [...] Leert vooral den Javaan door middel van Uwe taal die dankbaarheid voor U gevoelen, waarop gij met recht aanspraak moogt maken.’
Volgens Sosro Kartono is dit een voorwaarde voor het behoud van de kolonie voor Nederland. Twee jaar eerder in 1897 had de Leidse Indoloog H. Kern in zijn rede Het gebruik onzer taal in Nederlandsch-Indië, gehouden op het XXIV-ste Nederlands Taal- en Letterkundig Congres te Dordrecht, eveneens dit politieke aspect naar voren gebracht, waar hij zegt:
‘Alleen door ons Nederlandsch, ons Europeesch karakter niet te verloochenen, kunnen wij ons prestige voor langere duur handhaven en een weldadige invloed op de bevolking van ons overzeesch gebied uitoefenen.’
Het betoog van Kern krijgt veel bijval in de Indische pers. En hiermee lijkt er een einde gekomen aan de in de negentiende eeuw overheersende mening, waarbij kennis van het Nederlands bij de Inheemse bevolking als een gevaar voor het koloniale gezag werd beschouwd. Belangrijk voor de propaganda van het Nederlands in Indonesië was het in 1895 opgerichte Algemeen-Nederlands Verbond (A.N.V.), waarvan Kern de eerste voorzitter werd, maar belangrijker nog de zelfstandig opererende Groep Nederlands-Indië van dit A.N.V. (Groep N.I.), die in 1899 te Batavia werd opgericht. De door deze Groep N.I. voorgestane taalpolitiek is onder meer af te leiden uit de vele bijdragen over Nederlands-Indië in het Verbondstijdschrift
Dit artikel is gebaseerd op:
K. Groeneboer, Weg tot het Westen; Het Nederlands voor Indië 1600-1950; Een taalpolitieke geschiedenis (Leiden: KITLV Uitgeverij, te verschijnen oktober 1993), met name hoofdstuk IV 1.2., 3.2.1., 3.4.2 en 4.2.
Kees Groeneboer werd geboren in 1952 te Mijdrecht. Studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en promoveerde in 1992 tot doctor in de letteren aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Hij was als docent Nederlandse taalkunde en taalbeheersing werkzaam aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en aan de Universitas Indonesia te Jakarta. Thans is hij als onderzoeker verbonden aan het International Institute for Asian Studies (IIAS) te Leiden. Hij verzorgde de uitgave Studi Belanda di Indonesia - Nederlandse studiën in Indonesië (Jakarta: Djambatan, 1989) en publiceerde o.a. Het ABC voor Indië; Bibliografie van leermiddelen Nederlandse taal voor Nederlands-Indië (Leiden: KITLV Uitgeverij, 1991).
Neerlandia (vanaf 1897), waarin tot de Tweede Wereldoorlog bijna maandelijks de rubriek ‘Nederlandsch Oost- Indië’ is verschenen. Door de Groep N.I. zelf zijn te Batavia uitgegeven de tijdschriften Ons Volksbestaan (1905-08), Tropisch Nederland (1913-14) en Nieuw Neerlandia (1941-42).
| |
Doelstelling
De algemene doelstelling van het A.N.V. - de moederbond te Dordrecht - luidt volgens de statuten van 1898: ‘a. handhaving en verbreiding van de Nederlandsche taal; b. behartiging der belangen van den Nederlandschen stam.’ Het Verbond presenteert zich aanvankelijk voornamelijk als een ‘taalbond’, een vereniging opkomend voor de belangen van de Nederlandse taal. Al spoedig wil het echter meer zijn en zich in de eerste plaats richten op de ‘ver- | |
| |
hooging van de kracht van den Nederlandschen stam’; de beweging voor de taal dient als het voornaamste middel om de doelstelling te bereiken. De Groep N.I. sluit zich hier direct bij aan, maar meer dan de moederbond blijft de Groep N.I. in de eerste plaats een ‘taalbond’. Het Groepsbestuur verwoordt dit in 1905 aldus:
‘De Groep Nederlandsch-Indië heeft in de eerste plaats te zorgen dat op ons gebied een Nederlandsche stempel worde gedrukt en daartoe is de taal een krachtig middel niet alleen, maar de verbreiding daarvan, beslist een doel. Kennis van onze taal, onder de meest ontwikkelden der inlandsche ingezetenen kweekt begrip aan van onze instellingen, van ons volk, van ons zijn als één geheel. Uit begrijpen vloeien onderlinge waardering en vertrouwen voort, de hechtste steunpilaren van ons gezag hier.’
Belangrijk is de benadrukking van het a-politieke karakter van het Verbond in Indië: het ‘kent kerkelijke noch staatkundige partij of richting van welken aard.’ Dit beginsel van partijloosheid diende gezien de gespannen politieke situatie in Indië zo consequent mogelijk te worden doorgevoerd.
| |
Indisch-Nederlands
De activiteiten van de Groep N.I. richtten zich in de allereerste plaats op de Europese bevolkingsgroep, met name op de Indo-Europeanen, de ‘Indo's’, die zo'n driekwart van de totale Europese bevolkingsgroep uitmaakten. Binnen deze groep werd overwegend gebruik gemaakt van vormen van niet-standaard Nederlands: ‘Indisch-Nederlands’, ook wel aangeduid als ‘Petjo’. Het gaat hierbij om een taalvariëteit die qua grammatica, uitspraak en woordkeus geënt is op het Maleis - of in varianten ook wel op het Javaans-Maleis of het Soendanees -, en die in hoge mate gelexicaliseerd is op basis van het Nederlands. Voor het lager onderwijs met Nederlands als voertaal, vormde dit Indisch- Nederlands uiteraard een groot probleem. Een in het jaar 1900 gehouden enquête liet zien dat van de Europese kinderen die
prof. dr. H. Kern
in dat jaar op de Europese Lagere School (E.L.S.) werden toegelaten, slechts éénderde voldoende Nederlands kende; bijna 40% bleek helemaal geen Nederlands te kennen en 30% nauwelijks.
Het A.N.V. heeft dit Indisch-Nederlands van de Indo-Europeanen steeds bestreden, en wel om twee redenen. Ten eerste bespeurde men het gevaar dat het standaard-Nederlands geheel verdrongen zou worden door dit ‘brabbeltaaltje’. Ten tweede was dit Indisch-Nederlands verbonden met de lage maatschappelijke positie die de meerderheid der Indo-Europeanen innam. Wilde men deze maatschappelijke positie verbeteren - en daar was men binnen het A.N.V. zeer op uit, omdat dat de enige weg was om deze bevolkingsgroep te behouden voor de Nederlandse stam -, dan was een voorwaarde daarvoor de bestrijding van het Indisch- Nederlands.
Er wordt dan ook steeds weer een beroep gedaan op de ouders om in huiselijke kring toch vooral geen andere taal dan Nederlands te spreken. Op latere leeftijd is het leren van het Nederlands als vreemde taal immers veel lastiger dan het leren ervan als moedertaal. Het A.N.V. neemt fel stelling tegen ‘propagandisten’ van het Indisch-Nederlands, die meenden dat het standaard-Nederlands voor Indië niet praktisch genoeg was en vervangen zou moeten worden door een meer praktische, aan Indië aangepaste vorm, het ‘Algemeen Indisch Hollands’, zoals indertijd ook het Afrikaans was ontstaan.
In de strijd tegen het Indisch-Nederlands paste het geheel in het beleid van het A.N.V. te zorgen voor goede en gemakkelijk leesbare Nederlandstalige lectuur, via het oprichten van ‘volksboekerijen’, een soort van kleine bibliotheekjes, via financiële ondersteuning van enkele in Indië uitgegeven Nederlandstalige tijdschriften, en via de oprichting in diverse steden van ‘volksleesgezelschappen’ die zorgden voor de verspreiding in leestrommels van goede Nederlandse tijdschriften.
Om het Nederlands van de Indo-Europese kinderen te verbeteren werd door het A.N.V. ook gezorgd voor Fröbelonderwijs, waar het Nederlands kon worden bijgespijkerd. Tegelijkertijd werd er bij de overheid op aangedrongen de toelating van niet- Nederlandssprekende Inheemse en Chinese kinderen tot de Europese Lagere School te beperken, ten einde het onderwijsniveau te bewaken.
| |
Wereldtaal
Eén van de middelen die het A.N.V. voor ogen stond ter realisering van de doelstellingen, was de ‘bevordering der kennis van het Nederlandsch bij de daarvoor geschikte elementen der Inlandsche en daarmede gelijkgestelde bevolking’. Dit werd enerzijds in het belang geacht van de Nederlandse taal als potentiële wereldtaal op zich, anderzijds achtte men dit van politiek belang, immers via de Nederlandse taal zou de band tussen Nederlands-Indië en Nederland kunnen worden versterkt. De vraag hierbij was echter steeds hoever men moest gaan met de verbreiding van het Nederlands? Het A.N.V. blijkt er bepaald geen voorstander van te zijn het Nederlands op grote schaal te verbreiden onder de Inheemse bevolking. Het algemene volksonderwijs zou in de landstalen moeten geschieden en het Nederlands zou alleen
| |
| |
Uitgegeven tijdschriften door de Groep Nederlandsch-Indië van het ANV
Ons Volksbestaan 1905-1908
Tropisch Nederland 1913-1914
Nieuw Neerlandia 1941-1942
van nut zijn voor de Inheemse elite. Wel werd er af en toe een ruimer perspectief geschetst, bijvoorbeeld in 1905 door de Bataviase onderwijzer Th.J.A. Hilgers: ‘De vrees dat wellicht over 300 jaar alle inlanders om Hollandsch zullen vragen, mag ons niet weerhouden thans enkelen ter wille te zijn. [...] Is het geen heerlijke gedachte [...] te weten, dat in ons schoone Indië, [...] 40 miljoen menschen wonen die zonder eenigen dwang eenmaal zoover zullen komen, dat zij allen Nederlandsch spreken en verstaan?’
Maar dit perspectief voor de verre toekomst, waarin het Nederlands nog eens een echte wereldtaal zou worden, overheerst bepaald niet binnen het Verbond. Het wordt ten enenmale onmogelijk geacht om miljoenen Inheemsen het moeilijke Nederlands bij te brengen. Praktischer acht men het dan ook om het Maleis tot de algemene omgangstaal van de Indische Archipel te maken. Pas op de langere termijn zou het Nederlands wellicht de rol van het Maleis als algemene verkeerstaal langzamerhand kunnen overnemen. Het zou dan de diensttaal kunnen worden van de ambtenaren en beambten van het binnenlands bestuur, de spoorwegen, posterijen, handelskantoren, enzovoort. Maar het mocht in elk geval niet de bedoeling zijn om de Inheemse bevolking in zijn totaal te verwestersen of te vernederlandsen. Dat zou immers vervreemding met zich meebrengen, zelfoverschatting en ontevredenheid, neen - zo stelt de genoemde Kern in 1908 -: ‘De Javaan moet Javaan blijven, liefst een hoogontwikkelde Javaan, maar een Javaan. Een volk dat zijn eigen karakter verliest, wordt karakterloos. “Verbeteren” moet de leuze wezen, niet “verdraaien” of “vernielen”.’
| |
Leergangen
Eén van de belangrijkste en omvattendste activiteiten van de Groep N.I. is de bemoeienis geweest met de Nederlandse leergangen voor Inheemsen en Chinezen. Waar de overheid niet genoeg deed om tegemoet te komen aan de steeds groeiende vraag bij de Inheemse en Chinese bevolking naar Nederlands, zag het Verbond een taak voor zichzelf weggelegd. Aanvankelijk - vanaf 1904 - geeft het alleen financiële steun aan reeds bestaande cursussen Nederlands. De eerste Nederlandse leergang die volledig valt onder de verantwoordelijkheid van het A.N.V. dateert van 1912: het gaat om een vierjarige leergang te Buitenzorg [Bogor], die opleidde tot het niveau van het zogenaamde Kleinambtenaarsexamen, een examen dat toegang gaf tot de lagere ambtelijke functies. Aangemoedigd door het succes van deze leergang gaat het Groepsbestuur in 1917 over tot de instelling van een speciale commissie die de zorg krijgt voor de oprichting en het beheer van Nederlandse leergangen in andere grote steden en in belangrijke handelscentra. Door deze commissie worden er in de periode 1917-1922 maar liefst zestig nieuwe leergangen geopend. De overheid subsidiëert deze tot ongeveer tweederde van de beheerskosten. In 1922 is deze subsidie opgelopen tot een bedrag van ruim f 140.000,-. Vanwege de bezuinigingspolitiek wordt deze subsidie echter in 1923 vrijwel geheel stopgezet, ook omdat de resultaten niet evenredig zouden zijn met de kosten. Protesten hiertegen van het Groepsbestuur, dat zich onder meer met een speciale nota wendt tot de Nederlands-Indische Volksraad, halen niet veel uit en men is gedwongen de meeste leergangen te sluiten. Eind 1923 bestaan er nog slechts vierentwintig leergangen en in 1933 worden tenslotte ook de nog overgebleven leergangen gesloten. De overheidssubsidie is dan volledig gestopt en de lesgelden zijn te hoog geworden om nog voldoende cursisten aan te kunnen trekken. De leergangen van het A.N.V. hebben in zoverre betekenis gehad dat er
tussen 1917 en 1933 naar schatting 44.000 Inheemsen en Chinezen aan hebben
| |
| |
deelgenomen, waarvan er 13.000 daadwerkelijk Nederlands hebben geleerd, dat wil zeggen op een niveau dat thans wel wordt aangeduid als het ‘Basisniveau’. Van alle Inheemsen die in de jaren 1920-1930 Nederlands hebben geleerd, deed acht procent dit op een Nederlandse leergang van het Verbond.
| |
Taalactiviteiten
Naast de reeds genoemde taalkwesties heeft het Verbond in Indië zich onder meer ook beziggehouden met:
- | de kwestie van de toelating van Inheemse en Chinese kinderen tot de Europese Lagere School. |
- | de afschaffing van het Frans van het rooster van de lagere school en als toelatingsvoorwaarde voor de H.B.S. |
- | de vereenvoudiging van de spelling, die door het A.N.V. niet alleen van onderwijskundig belang wordt geacht, maar voor Indië vooral ook van cultuurpolitiek en zelfs staatkundig belang: de verbreiding der Nederlandse taal zou er immers door worden vergemakkelijkt. |
- | het tegengaan van het gebruik van Engels of Duits als voertaal, bij de zending en op de overheidskantoren, als gevolg van de grote instroom van niet-Nederlandse Europeanen. |
- | het zoveel mogelijk tegengaan van vreemde woorden en uitdrukkingen in het taalgebruik, met name ook in de ambtelijke correspondentie. Een in 1904 ingestelde commissie krijgt de opdracht een lijst van dergelijke veel voorkomende vreemde woorden en uitdrukkingen op te stellen. Het wordt een curieuze lijst met veel woorden die nu in elk geval bestaansrecht hebben in het Nederlands, zoals: ansichtkaart, |
Hollandse cursus aan de kweekschool voor Inlandse Onderwijzers te Ambom, met de docent L. Tobi.
| appartement, entrée, etage, etalage, importeur. |
- | het bevorderen van het Nederlands als ambtelijke diensttaal. Al vanaf de negentiende eeuw regent het klachten van Nederlandssprekende Inheemsen over het gebrek aan stimulering die ze ondervinden bij het gebruik van de Nederlandse taal. Nederlandse bestuursambtenaren weigeren vaak Nederlands te spreken met hun Inheemse collega's, omdat dit hen in hun prestige zou aantasten. Instemmend wordt door het A.N.V. gereageerd op de herhaalde overheidscirculaires, waarin het gebruik van het Nederlands als ambtelijke diensttaal wordt aangemoedigd. |
| |
Betekenis
Wat is de betekenis geweest van het A.N.V. voor het Nederlands in Indonesië? Die betekenis is alleen voor de Nederlandse leergangen kwantitatief uit te drukken. Het Verbond is echter vooral kwalitatief van betekenis geweest, namelijk in de rol van initiatiefnemer en organisator.
Initiatiefnemer was het A.N.V. al vanaf het begin van deze eeuw: allerlei verzoekschriften werden door het Groepsbestuur ingediend bij de Nederlands-Indische overheid, meestal gericht op het onderwijs - de toelating van niet-Europeanen tot de Europese Lagere School; de bevordering van het Fröbelonderwijs; de afschaffing van het Frans op de lagere school -, maar ook buiten het onderwijs - de Vereenvoudigde Spelling; de zuiverheid van het ambtelijk taalgebruik; de strijd tegen het Indisch-Nederlands.
Organisator was het A.N.V. vooral op het terrein van de Nederlandse leergangen voor Inheemsen en Chinezen, en de volksboekerijen en volksleesgezelschappen.
Bijna alle activiteiten vonden plaats in het eerste kwart van deze eeuw. Daarna lijkt de rol van het A.N.V. in Indonesië eigenlijk uitgespeeld. Na 1921 worden er geen nieuwe initiatieven meer ontplooid. De rubriek ‘Nederlandsch Oost-Indië’ in het tijdschrift Neerlandia blijft dan ook steeds vaker leeg. De jaren 1900-1920 waren voor het A.N.V. jaren van opbouw. In het jaar 1918 waren er meer leden dan ooit, namelijk ruim 1.500. De jaren 1920-1940 waren daarentegen jaren van neergang. Het ledental daalt voortdurend: in 1922 zijn er nog circa 800 leden, in 1935 450 en een jaar later nog maar 200.
Vooral in de periode 1900-20 hebben aldus de initiatieven van het A.N.V. de taal- en onderwijspolitiek van de overheid kunnen beïnvloeden. De diverse verzoekschriften van het A.N.V. brengen discussies op gang en dwingen de overheid stappen te nemen. Vrijwel alle verzoekschriften resulteren op die manier in concrete maatregelen van de overheid. De activiteiten van het A.N.V. en die van de overheid lagen als het ware steeds in elkaars verlengde. Verwonderlijk is dit overigens niet ge- | |
| |
zien de persoonlijke banden die er steeds hebben bestaan tussen het A.N.V. en de Nederlands-Indische overheid: een aantal vice- presidenten van de Raad van Nederlands-Indië werd tevens voorzitter van de Groep N.I. en menig directeur van het Departement van Onderwijs en Eredienst was er tevens bestuurslid van.
Een verklaring voor de afnemende activiteit van het A.N.V. in de jaren twintig, is deels te vinden in het feit dat veel van de ontplooide initiatieven inmiddels door de overheid waren overgenomen, waardoor een deel van de Verbondsdoelstellingen was gerealiseerd. De oorzaak van het enorme teruglopen van het ledental moet echter deels ook worden gezocht in de onrustige politieke situatie, waardoor het A.N.V. zijn a-politieke standpunt steeds moeilijker kon handhaven. Het Groepsbestuur verwoordt dit in 1941 zelf aldus: ‘een daadwerkelijk naar voren brengen van de Nederlandsche gedachte vond niet plaats, voornamelijk omdat het zeer moeilijk bleek zulks op een geheel buiten de politiek blijvende en toch voldoende belangstelling wekkende wijze te doen, terwijl veel kans bestond te worden misverstaan’.
| |
Evaluatie
Al in 1908 evalueerde de Inheemse arts J.E. Tehupeiory in zijn lezing De Inlander voor en na de stichting van het Algemeen Nederlandsch Verbond, gehouden op het XXX-ste Nederlands Taal- en Letterkundig Congres te Leiden, dat de kracht van het A.N.V. in de eerste plaats gelegen was in beïnvloeding en stimulering. De invloed van het A.N.V. was vooral een indirecte, namelijk ‘door verspreiding van gezonde beginselen omtrent de noodzakelijkheid der Nederlandsche taalkennis voor den Inlander’. Op die manier was er een mentaliteitsverandering ontstaan, waaraan door Tehupeiory een fantastisch perpectief wordt gegeven, waar hij zegt:
‘Moge deze weg immer bewandeld worden, tot meerdere verbreiding
De Inlandse arts J.E. Tehupeiory, die op het 30e Nederlandsch taal- en letterkundig congres te Leiden (27.08.1908) een voordracht hield over de Inlander vóór en nà de stichting van het ANV.
der Nederlandsche taal, met daaraan onmiddellijk verbonden verbreiding der beschaving over ons groot eilandenrijk. En dan, wanneer Indië eenmaal beschaafd zal zijn, beschaafd onder Nederlandschen invloed, beschaafd door de kennis der Nederlandsche Taal, dan zal er vanaf de Stranden van Noord-Sumatra tot aan de Koraalrotsen van Nieuw-Guinea zich een bolwerk uitstrekken, dat eens bewaarheid zal maken de schoone woorden van den dichter, tot Nederland gericht:
Wat aan glansen mocht verdooven,
O, de schittring van Uw taal,
Zacht als dons en scherp als staal,
Kan geen tijd of macht U rooven
Zoolang Ge uit Haar parelvloed,
Teerheid put en heldenmoed!’
Zover is het in elk geval nooit gekomen. Het Nederlands is niet de algemene omgangstaal geworden in Indonesië. Het mocht dit ook niet worden, niet van de opkomende nationalistische beweging die in 1928 het Maleis koos als basis voor de te ontwikkelen eenheidstaal Bahasa Indonesia, maar ook niet van de Nederlanders zelf, in elk geval niet van het A.N.V.. Het A.N.V. heeft er nooit naar gestreefd het Nederlands daadwerkelijk tot algemene omgangsvorm te maken in de archipel - dit was hoogstens het perspectief voor een nog zeer ver verwijderde toekomst -, gestreefd werd er vooreerst naar het Nederlands de omgangstaal te maken tussen de Nederlanders en een Inheemse elite, en uiteindelijk de omgangstaal van een Inheemse elite. Maar dit werd meer beleden met de mond dan dat dit streven krachtig in daden werd omgezet. Ook in dit opzicht liep het taalpolitieke beleid van het A.N.V. parallel aan dat van de overheid.
| |
Besluit
Na de Tweede Wereldoorlog heeft het A.N.V. in Indië geen rol meer gespeeld; de Groep N.I. is na 1945 niet weer tot leven gekomen. Alleen het Hoofdbestuur te Dordrecht besteedt dan nog af en toe aandacht aan de taalpolitiek in Indonesië. Men maakt zich zorgen over het volledig verdwijnen uit Indonesië van de Nederlandse taal en cultuur. Wanneer in 1957 door president Soekarno - als gevolg van de Nieuw-Guinea-crisis - een volledig verbod wordt afgekondigd op Nederlandstalig onderwijs in Indonesië, wordt er door het A.N.V. geschokt gereageerd. De voorzitter J. Schouten roept dan wanhopig uit: ‘Zal er een stuk Nederlands beschavingsgebied verdwijnen, en een goed volk vervallen tot barbarisme?’
Het Nederlands was daarmee natuurlijk niet meteen uit de Indonesische archipel verdwenen. En dat is het tot op de dag van vandaag nog niet helemaal. Het Nederlands is in Indonesië weliswaar geen ‘levende’ taal meer in eigenlijke zin, hoewel het er nog altijd functioneert als een prestigetaal, als bewijs dat men een goede opleiding heeft genoten en als teken dat men tot de maatschappelijke elite behoort. Maar vooral speelt het Nederlands thans nog de rol van ‘dode taal’, de taal die nodig is voor studie op velerlei terrein, voor bronnenonderzoek in bibliotheken en archieven. Het Nederlands zal deze functie als de weg tot het Indonesische verleden noodzakelijkerwijs altijd blijven behouden. |
|