EG prioriteiten
In regionale ontwikkelingsprogramma's is waarneembaar dat de EG prioriteit gaat geven aan die (euregionale) programma's die mede voorzien in gezamenlijke institutionele of administratieve structuren. Alleen regio's met een duidelijke bestuurlijke infrastructuur zullen door de EG worden aangemerkt als zelfstandige beleidspartner. Wat men zich nu precies zal moeten gaan voorstellen bij het ‘Europa der regio's’ en hoe groot deze regio's nu zullen worden, is niet altijd even duidelijk. Dit staat nogal haaks op het gemak waarmee soms over dit onderwerp door bijv. betrokken bestuurders wordt gesproken!
Nu de Europese Commissie niet uitgaat van een uniforme regio-indeling binnen Europa, maar een politiek-bestuurlijke en statistische regio-indeling kent, is de discussie tot het instellen van landsdelen nieuw leven ingeblazen. Veel pleidooien voor de instelling van landsdelen vinden hun basis in de constatering dat in het nieuwe Europa de schaal van de provincies te klein is. De euregio's komen in dit verhaal van de EG geheel niet voor! Volgens sommigen hanteert Brussel op dit moment bij de toedeling van gelden reeds een indeling in gebieden die overeenstemt met een verdeling van Nederland in vier landsdelen. Dit zou voor de provincies aanleiding kunnen zijn van de nood een deugd te maken en zich op te rekken tot vier landsdelen, om op deze wijze te gaan vallen binnen de schaal van de Europese regio-indeling. Een specifiek probleem betreft de positie van de grensprovincies. De provincies zijn praktisch gezien buiten de samenwerkingsmogelijkheden op basis van de Nederlands- Duitse- en de Benelux Overeenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking gehouden. Provincies die willen samenwerken op basis van deze overeenkomsten vinden òf geen equivalente partner aan de andere zijde van de grens (Ned-Duitse situatie), òf de samenwerking is uitgezonderd en stuit op het gebied van de uitvoering van sectorwetgeving op hindernissen vanwege verschillen in de bevoegdheidstoedeling en de rechtsbescherming.
Voor samenwerking op provinciaal/landsdelig niveau moeten derhalve anders gestructureerde samenwerkingsverbanden tot stand worden gebracht, zoals de Nieuwe Hanze Interregio er een zou kunnen zijn.
Onduidelijk is op dit moment de verhouding Interregio-Euregio's. Sprak ik in het verleden de verwachting uit dat de bestuursovereenkomst van de Nieuwe Hanze Interregio een aanvullende werking zou kunnen hebben op de andere mogelijkheden tot grensoverschrijdende samenwerking op basis van de Nederlands-Duitse overeenkomst, dan lijkt dit beeld nu juist weer omgekeerd. Euregio's vallen in feite buiten het huidige regiobeeld van de EG. De door Nederland met zijn omringende landen gesloten overeenkomsten ter bevordering van grensoverschrijdende samenwerking kennen òf praktische problemen (Nederlands-Belgische), òf sterke juridische tekortkomingen (Nederlands-Duitse). Afgezien van de geconstateerde tendens naar bestuurlijke schaalvergroting, vertonen de Euregio's gebreken qua effectiviteit, democratisch functioneren, openbaarheid rechtsbescherming e.a. Naar verwachting zal de EG hier komen met aanvullende eisen of zich rechtstreeks richten tot grensoverschrijdende samenwerkingsvormen van provincies, die juist wel de benodigde bestuurlijke infrastructuur bezitten, mogelijkheden bezitten tot onderlinge coördinatie, integrale belangenafweging en een afdoende democratische controle kunnen garanderen. Ondanks het feit dat er bij de