Spiegel Noord
Aanhang centrum-democraten groeit
door Geert Groothoff
Het Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie en het Marktonderzoek (NIPO) hield eind februari een enquête onder 965 personen van achttien jaar en ouder met het voorleggen van de vraag: ‘Of men zich kon voorstellen ooit weleens CD te stemmen’. CD staat voor het Centrum Democraten, een extreem-rechtse politieke partij met één zetel in de Tweede Kamer. Acht procent van de ondervraagden antwoordde met ‘ja’. Dat zou twaalf zetels in het parlement opleveren. Toen het resultaat in de laatste weken van maart bekend werd, ging er een schok door alle democratische partijen. Op een bijeenkomst van de PvdA, D 66 en Groen Links in Utrecht, waar men discusieerde over het opkomende racisme, sloeg de verbijstering toe. In een reactie daarop verklaarde het NIPO, dat de vraag in de voorwaardelijke wijs was gesteld. Met de toevoeging, dat wanneer er thans verkiezingen plaatsvonden beslist geen acht procent van het totaal der stemmen naar de centrumdemocraten zou gaan. Een opiniepeiling van half januari wees voor het CD 3,4% uit: een stijging van 0,4%. Toch een bewijs dat de aanhang groeit. Het wil zeggen dat 3,4% racisme en discriminatie in Nederland als aanvaardbaar beschouwt. Voor de democratische verhoudingen een ongunstige ontwikkeling. De politieke partijen, met uitzondering van de toenmalige Centrumpartij, riepen indertijd al tot waakzaamheid op. ‘Democraten’ in de benaming van het CD is dan ook een falsificatie en doet dienst als trekpleister.
Van degenen die de vraag kregen voorgelegd, was een aanmerkelijk deel onder de ja-antwoorden van VVD-huize, ongeveer 60%, 58% uit de gelederen van D 66,42% uit CDA-kringen en 32% uit de PvdA. Mannen voerden met 54% de boventoon in vergelijking met de vrouwen, 40%. Ongeveer 56% achtte een verbod van het CD onaanvaardbaar. Voor dit standpunt is veel te zeggen. Ten eerste. Er bestaat volgens de Grondwet vrijheid van meningsuiting, hoe afkeurenswaardig sommige opvattingen ook zijn. Iets anders is wanneer de wet wordt overtreden. Dan volgt strafoplegging. Ten tweede. Een verbod werkt averechts. Een verboden partij duikt onder in de illegaliteit. Met als gevolg, dat elke contrôle ontbreekt. Zonder een verbod zijn de activiteiten beter te registreren. Mocht de overheid van oordeel zijn om in te grijpen, dan beschikt zij over de legitieme methoden en middelen.
De uitslag van de enquête is inderdaad een reden voor bezorgdheid. Dat het verschijnsel zich ook over de grenzen openbaart, vaak in een verhevigder vorm, is slechts een schrale troost. Het geeft alleen maar te denken.
Er is sprake van een algemeen cultureel proces, dat meer inhoudt dan alleen de politiek. Daarbij zijn enkele kanttekeningen vereist, ter wille van duidelijk onderscheid. Er wordt doorgaans met etiketten als ‘links’ en ‘rechts’, ‘conservatief’ en ‘progressief’ slordig omgegaan, als een uiting van ongenuanceerd denken dat aanleiding geeft tot voorbarige conclusies. Menig conservatief legt vaak vooruitstrevender denkbeelden aan de dag dan zijn tegenvoeter. En omgekeerd. Een ander voorbeeld is de verwarring in de terminologie. Fascisme is geen nationaalsocialisme, communisme geen sociaal-democratie. Zo wordt iemand, die zich behoudend opstelt al gauw voor fascist uitgemaakt. Ik wil hiermee maar zeggen, dat het bijvoorbeeld ondoordacht en daarmee onverantwoord is vele Nederlandse jongeren, die zich machteloos voelen en daar uitdrukking aan geven onder de noemer van ‘verrechtsing’ te brengen. En dit gebeurt. Daarom is het van belang in discussies en in polimieken de juiste benaming van de begrippen te bezigen. Zoals ook in het algemeen geldt. Voorts is het geen nieuw verschijnsel waar rascistische tendensen in het spel zijn. Racisme is van alle tijden en van alle plaatsen, evenals oorlogen, revoluties en andere calamiteiten. Het rijtje kan worden aangevuld. Geschiedenis betekent verandering. Dat kan tot spanningen leiden en tot breuklijnen in het historisch proces.
Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan, vooral over de reacties van jongeren. Daaruit blijkt dat het een sociaal verschijnsel is. De meest kwetsbaren zijn de verliezers in de harde concurrentiestrijd. Ouderen worden van de ene dag op de andere werkloos. Daarbij gaat het om duizenden. Voor jongeren zonder opleiding is er helemaal geen toekomst. Wie iets meer heeft geleerd, tot op de collegebanken, moet dikwijls met minder genoegen nemen dan waarvoor hij is opgeleid.
Voor de slachtoffers is de politiek, zoals die wordt bedreven taboe. In 1989 bleef 20% van de kiesgerechtigden thuis. In de vroegere ‘rode wijken’ van de grote steden is de PvdA de rug toegekeerd. De sympathie gaat uit naar de Centrum-Democraten. Dikwijls alleen uit protest. Het zijn niet allemaal racisten. Jongeren weten niet op welke partij zij zullen stemmen, wanneer zij het al zouden willen. Anderen ontdekken lacunes in het democratisch staatsbestel. Begrijpelijk, niets is volmaakt. Tevens is het een reactie op wat er zich in de jaren zestig en daarna in Nederland heeft afgespeeld. Op de politiek rust een zware verantwoordelijkheid; laat zij het in een multiculturele samenleving afweten, dan staat de deur voor racisme en discriminatie wagewijd open. De schuld wordt gelegd bij de vreemdelingen, ook al zijn zij vluchtelingen en slachtoffers van de schending der mensenrechten. Men vergete de les van de geschiedenis niet: sociale spanningen zijn een voedingsbodem voor activiteiten van politieke avonturiers, belust op macht. Op grote schaal zullen de laatsten geen aanhang krijgen, het is in strijd met het Nederlandse volkskarakter en de traditie. Het is te hopen dat uit de samenleving zelf wordt aangegeven, hoe met dit verschijnsel om te gaan.