liteiten- en minderhedenproblemen en het nationalisme en vraagt ook aandacht voor de verhouding tussen Rusland en West-Europa. In een hoofdstuk over de Hanze, verbindingsschakel tussen Oost en West, komt de belangrijkste functie van een aantal Oost-Nederlandse steden naar voren. Uitvoerig wordt stil gestaan bij de historische relaties tussen Nederland enerzijds en Polen en Tsjechië en Slowakije (Bohemen) anderzijds. De auteur schetst in een aantal biografieën de betekenis van Oosteuropese schrijvers en staatslieden, die opvallen door hun culturele oriëntatie op West-Europa: Milosz, Comenius, Masaryk, Kundera, Havel, György Konrád. Uit een beschouwing over de Roemeense schrijver Panaït Istrati blijkt, dat deze nauwe banden onderhield met de Nederlandse auteur A.M. de Jong, die veel werk van hem vertaalde. Van de moderne Grieken wordt Nikos Kazantzakis behandeld, bekend geworden om zijn roman en film over Alexis Sorbas. Vervolgens komen de cultuurhistorische relaties tussen Turkije en Europa aan de orde. Het boek wordt besloten met een beschouwing over de Armeniërs en hun cultuur. Veel Armeniërs zijn in vorige eeuwen in dienst getreden van de V.O.C. en Nederland telt nu nog een Armeense kolonie. Amsterdam bezit ook een Armeense Kerk.
De auteur geeft in dit boek opnieuw blijk van zijn imponerende veelzijdigheid en eruditie en van zijn vermogen grote politiek- en cultuurhistorische ontwikkelingen voor een breed publiek toegankelijk en inzichtelijk te maken. Een zeer levenswaardig boek voor ieder die zich wil verdiepen in de politiek- en cultuurhistorische achtergronden van Oost-Europa. (swc).