Spiegel Noord
Geen crisis wel zorgen
door Geert Groothoff
Wil men de publieke opinie geloven zoals die aan de stamtafels, in de huiskamergesprekken en waar ook valt te beluisteren, dan staat Nederland er niet al te best voor. In het bijzonder wanneer de economische situatie ter sprake komt. Menigeen neemt het woord crisis in de mond. Anderen zijn voorzichtiger, maar geven toch blijk van ernstige ongerustheid aan de grens van het optreden van angstgevoelens. De openbare mening is nu eenmaal een grillig verschijnsel in de samenleving, moeilijk te meten en nog moeilijker om de inhoud te analyseren. Soms is de openbare mening niet veraf met de weergave van de realiteit, vaak is zij ook een vertekening van de werkelijkheid, met alle gevolgen van dien. Maar daar komt men achteraf pas achter. De oorzaken van de onzekerheid zijn: ten eerste, dat niemand precies weet welke factoren op een bepaald moment op de beïnvloeding van de massa inwerken; ten tweede, dat de nieuwsvoorziening, die de grootste invloed uitoefent dermate omvangrijk is, zelfs wanneer zij gepaard gaat met achtergrondinformatie, dat de consument door de bomen het bos niet meer kan zien. Een bijkomende factor is dat wij leven in het tijdvak van het specialisme. Hoe het ook zij, men zal zich niet door de publieke opinie op sleeptouw laten nemen, maar haar kritisch tegemoet treden. Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Men zal zich afvragen of de feiten kloppen, de analyses deugen en bijvoorbeeld of de samenhang waarin de feiten worden geplaatst juist is. Het komt er vooral op aan de argumenten pro en contra te ontleden.
Wanneer het woord crisis wordt gebruikt, denkt de oudste huidige generatie aan 1929. En aan de daarop volgende periode in Nederland: de tijd van duizenden steuntrekkers. Anderen herinneren zich de autoloze zondag, toen de olie-crisis de wereld geselde. Maar daarbij moet bedacht worden dat dit alles zich afspeelde in een andere tijd, waarin andere omstandigheden aan het trieste gebeuren ten grondslag lagen. Men moet de feiten en de daaruit voortvloeiende gebeurtenissen zien in het licht van de tijd.
Er is nog een andere factor die elke vergelijking met vroeger te niet doet. De wereld is kleiner geworden. Het proces van internationalisering grijpt diep in. Wat zich in Washington en Tokio economisch afspeelt heeft invloed op wat in Nederland gebeurt. Inderdaad, de beurskracht in 1929 in Wallstreet had ook een wereldwijd effect. Maar sedertdien heeft men de maatregelen getroffen om een totale instorting van de internationale financiële markt te voorkomen. Het is onbillijk derhalve alleen maar met de vinger te wijzen naar de politiek en het bedrijfsleven tussen Domburg en Dokkum en tussen Medemblik en Maastricht.
Zijn er dan geen problemen in Nederland? Integendeel. De staatsschuld groeit en evenredig daarmee de rentelast. Het aantal werklozen is nog steeds hoog en het leger uitkeringsgerechtigden groeit. Plannen voor reorganisatie van het gezondheidswezen, voor het milieu en verkeersverbeteringen komen moeizaam van de grond. De sociale vernieuwing is een armzalig plantje gebleken, de criminaliteit stijgt, de verkrotting in de grote steden blijft een zorg voor gemeentebestuurders. Dan zijn er de problemen in het onderwijs, bij de reorganisaties van het politiewezen, de zorgen binnen de agrarische sector en het gedwongen sluiten van bedrijven. De fraude neemt met de dag toe, er wordt misbruik gemaakt van de sociale uitkeringen, er zijn studenten die op kosten van de staat er de kantjes aflopen. Er zijn de problemen van de bureaucratie, de loonpolitiek, het financieringstekort.
Moeizaam blijft de vraag hoe de toevloed van buitenlanders te regelen, waaraan toch op grond van de Nederlandse traditie van humanitaire hulpverlening aan hen die worden vervolgd of door oorlogsgeweld zijn verdreven de helpende hand moet worden geboden. Het is te veel om op te noemen. Maar het ontbreekt de overheden aan geld.
En toch is Nederland een rijk land, met straten vol auto's, met honderden plezierjachten en volle winkels. Met vakantie naar het buitenland gaan is een vanzelfsprekendheid. Maar er zijn er ook mensen die in alle stilte armoede lijden.
Het is overdreven om te beweren dat het in Nederland zo slecht gaat, dat het land aan de rand van de afgrond zou staan. Een werkelijke economische crisis staat niet voor de deur. Hoogstens is er sprake van een stilstand en in het gunstige geval van een geringe groei. Maar dat wil ook weer niet zeggen, dat er geen redenen bestaan voor grote bezorgdheid, zoals boven werd aangetoond. Echter die bezorgdheid veronachtzamen is even gevaarlijk als om zich alles te laten wijsmaken wat de-man-in-de-straat beweert, of om aandacht te schenken aan wat paniekzaaiers in woord en geschrift rondstrooien.