Neerlandia. Jaargang 96
(1992)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |
Algemeen-Nederlandse kroniek | |
Cultureel erfgoedKort voor het zomerreces behandelde het Europees Parlement de ontwerprichtlijn van de Europese Commissie over de bescherming van het Europees cultureel erfgoed. Marc Galle, Vlaams socialistisch Europarlementslid en lid van de Raad van Advies van het ANV herinnerde er bij de behandeling aan dat het parlement in december 1990 om een zeer scherpe controle aan de buitengrenzen van de Gemeenschap heeft gevraagd. De Commissie was daaraan in ruime mate tegemoet gekomen met genoemde verordening. Daarmee zijn de problemen nog lang niet de wereld uit want men moet het eens worden over de manier waarop die controle wordt uitgevoerd; de lidstaten moeten immers elkaars kunstbezit beschermen. Dan rijst meteen de vraag wat onder kunstbezit moet worden verstaan; de lidstaten hebben er uiteenlopende ideeën over. Er moet dus een nauwkeurige omschrijving komen van de werkingssfeer van de te nemen maatregelen. Op den duur moet men komen tot een onvoorwaardelijke wederzijdse erkenning van de nationale wettelijke regelingen. De Europese Commissie heeft daarom een richtlijn voorgesteld voor de teruggave van cultuurgoederen die onrechtmatig van de ene lidstaat naar de andere zijn gebracht, en daarnaast een verordering die betrekking heeft op de uitvoer van kunstgoederen. Het Europees Parlement kon het met beide voorstellen in grote lijnen wel eens zijn, maar er werden wel 75 amendementen ingediend. | |
VOCHet Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam krijgt van minister d'Ancona (WVC) 1,3 miljoen gulden voor de inrichting van een Compagniezaal, waarin de geschiedenis van de eerste multinational ter wereld, de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) wordt getoond. De Compagniezaal is onderdeel van een museaal drieluik dat de opkomst en ondergang moet schetsen van de VOC. Het eerste deel van het drieluik bestaat uit de in april 1991 geopende replica van de Oostindiëvaarder Amsterdam, die naast het museum gemeerd ligt. Het tweede deel van het drieluik is begin 1993 klaar. De bezoekers kunnen dan via een audiovisuele presentatie van HDTV-kwaliteit een reis naar het oude Batavia meemaken. | |
Limburgse museaNederlands Limburg gaat drie provinciale musea bouwen voor een totaalbedrag van ruim zeventig miljoen gulden. Dit kondigde gouverneur Masten broek aan in Maastricht, waar de 40 miljoen gulden kostende bouw van het nieuwe Bonnefantenmuseum voor kunst en oudheden officieel van start ging. Behalve die nieuwbouw streeft Limburg naar de realisatie van het Museum voor Industrie en Samenleving in Kerkrade en het Museum voor Historie en Volkskunde in Venlo. Die musea zullen ieder vijftien miljoen gaan kosten. | |
Frankfurter BuchmesseDe gezamenlijke Vlaams-Nederlandse presentatie van de Nederlandse letteren op de Frankfurter Buchmesse in oktober 1993 zal vooral gewijd zijn aan boeken, schrijvers en uitgevers. Het totale beschikbare budget omvat ruim zes miljoen gulden, een bescheiden bedrag vergeleken met de bijdrage van andere landen in voorgaande jaren, waardoor cultuur in breder verband achterwege moet blijven. Toch is de presentatie met de nadruk op het gehele Nederlandse taalgebied door twee landen samen een belangrijke doorbraak ten opzichte van het optreden per land tot nu toe. Bovendien zal ook aandacht aan de Friese taal en het Afrikaans worden besteed en zullen de letteren uit de Nederlandse Antillen en Suriname niet vergeten worden. | |
Tropenmuseum Amsterdam 500 jaar tabakscultuurDe gevolgen van de ontdekking van de nieuwe wereld zijn nu, 500 jaar later, nog dagelijks aanwezig. Van de ‘nieuwe’ gewassen die de ontdekking ons bracht, zoals de aardappel, tomaat, mais, cacao en tabak, heeft dit laatste product voor ons een meervoudig karakter. Het is een genotmiddel, in de vorm van het roken van sigaren, sigaretten of in de pijp. Het kan gepruimd en gesnoven worden. Het zou geneeskrachtige werking hebben (in 1559 bevrijdde de rook | |
[pagina 191]
| |
van tabak Catharina de Medici van haar chronische migraine; ook zou het de pest verdrijven). Sociaal gezien heeft het ook zeker geen geringe invloed. Hoeveel mensen zijn er niet in contact met elkaar gekomen door het cliché ‘heeft u misschien een vuurtje’?. Roken is een gezellige bezigheid, grootvader in zijn stoel met de pijp of sigaar in de hand, het hele huis ruikt ernaar; de grijze dampen scheppen een vredige sfeer.
Het roken heeft ook symbolische betekenissen. In ieder spannend indianenboek komt hij voor, het pijprokende stamhoofd. Als de pijp wit was had hij vredige bedoelingen, als hij rood was kon je beter rechtsomkeert maken. Ze zagen ook de harmonie in de pijp, de harmonie van de man en de vrouw, de aarde en het kosmische. De steel beeldde de man en de aarde uit en de kop de vrouw en het hemelse. Het roken bracht ze in hogere sferen, dichter bij de goden, het was niet voor iedereen weggelegd, alleen voor stamhoofd en priester. Trouwens de goden rookten zelf ook, ze staken ze op door het vuur uit de bergen te slaan (bliksem), dan zag je de gloeiende peuken hoog aan de hemel. Afgedankt zag je ze als vallende sterren. Tabak heeft zich verspreid over de vijf continenten, zelfs sneller dan de blanken met de tabak de inlanden introkken. Barthelomeus de la Casas beschreef in 1527 als eerste de rokende blanken. Rond 1580 brachten de Spaanse en Portugese zeelieden het roken naar Europa. In 1814 namen Franse en Engelse soldaten de rookgewoonte uit de Napoleontische oorlogen mee. En in 1856, na de Krimoorlog breekt de oriëntale tabak door, de ovale Egyptische sigaretten en in 1945 komen de eerste Virginia blended sigaretten naar Europa. Het roken gaf ook een bepaalde status weer. Gezien de status werd het roken van shag in de jaren zestig populair onder de linkse sympathisanten, uit solidariteit met de arbeiders. Nederland heeft een belangrijk deel gehad in de tabaksindustrie. In een aparte tentoonstelling (tot en met 10-01-'93) zijn foto's te zien die op de opkomst van de tabaksplantages op Sumatra weer geven. De foto's, gemaakt door professionele fotografen in dienst van de maatschappijen, laten veelal geposeerde portretten zien van de koelies, de arbeiders van vele etnische afkomsten met de toenan ketjil, de kleine blanke baas. De tentoonstelling geeft een prachtige sfeer weer van de cultuurhistorische invloed en consumptie van tabak. Ook is er de verandering van het roken en de invloed van de reclame visueel prachtig vormgegeven.
De tentoonstelling is te bezichtigen t/m 09-10-'93. Openingstijden: maandag t/m vrijdag: 10.00-17.00; zaterdag, zondag: 12.00-17.00. Tropenmuseum Amsterdam Linnaeusstraat 2. D. Kits Nieuwenkamp | |
Nederlandse kunst in MecklenburgIn NRC-Handelsblad (21 aug. 1992) schreef Roelof van Gelder een lezenswaardig artikel over Nederlandse kunst in Mecklenburg, waaraan wij het volgende ontlenen: In het Duitse stadje Schwerin, voorheen DDR, staat een Staatliches Museum waarin een verrassend mooie collectie Nederlandse schilderijen blijkt te hangen, verzameld door de hertogen Mecklenburg, de familie van onze prins Hendrik. Ze deden in de zeventiende en achtiende eeuw een originele keus uit de Nederlandse schilder- en prentkunst, met een uitgesproken voorkeur voor stillevens met bloemen en agrarische stukken. In het ‘Staatliches Museum’ in Schwerin is de grootste verzameling Nederlandse zeventiende-eeuwse kunst op Duitse bodem te zien, 423 noord-Nederlandse en 110 Vlaamse schilderijen, een kunsthistorische goudmijn. Op de tentoonstelling over Nederlandse fijnschilders, in 1989 in het Rijksmuseum, hingen maar liefst drie schilderijen uit dit museum.
De zalen en kabinetten op de eerste verdieping hangen vol Nederlandse kunst. Het is, schat ik, de helft tot driekwart van het totale bezit. De rest hangt in het depot. Het is een voortreffelijke doorsnee van de Nederlandse schilderkunst, verrassend door zijn hoeveelheid, zijn gevarieerdheid in genre en school en door zijn kwaliteit. Op het eerste gezicht lijkt het of hier het standaardrepertoire hangt: landschappen van Ruysdael en Van Goyen, een wintertje van Avercamp, een Jan Steen, zeegezichten van Backhuysen en De Vlieger, portretten van Van Mierevelt, een paar historiestukken, wat Utrechtse Caravaggisten, wat Rembrandtschool. Maar al snel valt op hoe origineel de keuze is geweest | |
[pagina 192]
| |
en zaal na zaal stuit de bezoeker op verrassingen. De schildwacht van Carel Fabricius is zo'n buiten alles vallend meesterwerk. Er hangt geen kerkinterieur van Saenredam, maar wel een prachtig schilderij van de Laurenskerk in Rotterdam door Anthonie de Loren is daar aan gewijd. De beste specialisten op dit gebied zijn hier in veelvoud aanwezig: Willem van Aelst, Willem Kalff, Pieter Claesz, Abraham van Beyeren, David de Heem, Jan van Huysum. Het wemelt er van de bloemen en planten, van het fruit, met bijhorende vlinders, rupsen, salamanders en van afgeschoten wild. Er hangen ook hier minder bekende schilders als Otto Marseus van Schrieck, die in zijn tuin slangen hield en dan ook vreemde gewassen vol kruipende gediertes schilderde. Of Elias van den Broecke met een ongewoon onderwerp, een stukje land vol cactussen met hagedissen. Of Gerrit van Vucht, vertegenwoordigd met innemende wat naïeve keukenstukken...
De fijnschilders zijn goed vertegenwoordigd. Een hoogtepunt daarin is Het duet door Frans van Mieris, een elegant paar bij een clavecimbel, dat de hertog in 1733 voor het astronomische bedrag van 3000 gulden aankocht (Stadhouder Willem V kocht op diezelfde veiling een Rembrandt voor 850 gulden). Een ander accent ligt bij de stillevens. Een hele zaal met zestig schilderijen in de trant van Potter, waaronder een mooi gespikkeld paardje, boeremeiden met potten, pannen en bezemstelen in de weer, allerhande vee in zonovergoten weiden in Holland en in Italië, of gewoon thuis in de stal. Zo hangen er van Adriaen Verdoel twee schilderijtjes met elk drie varkens.
Hoe mooi en verrassend deze opstelling nu al is, het zou nog mooier kunnen. Wanneer de hele collectie opnieuw onderzocht, schoongemaakt en waar nodig gerestaureerd zou worden, wanneer er een bijgewerkte catalogus zou verschijnen, dan is dit museum helemaal een trekpleister van de eerste orde. (pk) | |
Holländer an der HavelBovenstaande titel is gegeven aan een brochure die door de regering van de Duitse deelstaat Berlijn is uitgegeven in een reeks die gewijd is aan de verschillende groepen buitenlanders die de metropool Berlijn huisvest. De auteur, Diedericke M. Oudesluijs, heeft de in Berlijn wonende Belgen (meest Vlamingen?) bij de ‘Nederlandse kolonie’ opgeteld en komt op een aantal van ongeveer 3000 personen. Dit is een gering aantal vergeleken met menige andere groep buitenlanders. Maar de Nederlandse kolonie heeft wel zeer oude banden met de stad. Welbekend is het zgn. Holländerviertel in Potsdam, ontstaan als Nederlandse ‘ontwikkelingshulp’ na de 30-jarige oorlog. De brochure telt meer dan 50 bladzijden zeer gevarieerde leesstof, ook over de banden die Berlijn met de Nederlanden door de eeuwen heen heeft onderhouden en over het wel en wee van de huidige ‘kolonie’. De brochure is te verkrijgen bij de: Ausländerbeauftragten des Senats Postdamer Strasse 65, 1000 Berlijn 30. Duitsland. | |
Waar Nederlands de voertaal isSedert geruime tijd is er behoefte aan een bijdetijds handboek Landeskunde over het Nederlandse taalgebied. Waar Nederlands de voertaal is van P. van Hauwermeiren en F. Simonis wil in die behoefte voorzien. Zoals de ondertitel Nederland- en Vlaanderenkunde aangeeft gaat het boek over een in veel opzichten tweeledig gebied. De onderwerpen zijn dan ook zoveel mogelijk contrastief behandeld: de Nederlandse instellingen, maatschappelijke verschijnselen enz. worden vergeleken met de Vlaamse c.q. Belgische. Waar Nederlands de voertaal is bestaat uit drie delen. Het eerste deel gaat over de geografie en de geschiedenis van de Nederlanden. Een groot deel van die Nederlanden is op de zee veroverd en soms heroverd. Daarom leek het de auteurs zinvol, bij het hoofdstukje ‘geografie’ een hoofdstukje te laten aansluiten over Nederland en het water. In het overzicht van de geschiedenis gaat de aandacht uiteraard vooral naar het eenworden, het uiteenvallen en de mislukte hereniging van de Nederlanden. Het eerste deel wordt afgesloten met een hoofdstukje over de Nederlandse taal: ze wordt beschreven in haar geografische verscheidenheid (dialecten) en haar historische ontwikkeling naar cultuurtaal (de standaardtaal). In het tweede deel wordt beschreven hoe Nederland en België/Vlaanderen bestuurd worden en hoe de samenleving er georganiseerd is. Niet voor niets duiken hier bij herhaling de termen bestel (‘bestuur’) en stelsel (‘systeem’) op: staatsbestel, partij(en) stelsel, sociaal-economisch bestel, stelsel van de sociale zekerheid, omroepstelsel, onderwijsstelsel... Het derde deel moet duidelijk maken wat de Nederlanden betekenen op uiteenlopende - maar toch elkaar beïnvloedende - gebieden als economie, kunst en wetenschap. Dit handboek Landeskunde over het Nederlandse taalgebied is overvloedig geïllustreerd met kaarten en foto's. Waar Nederlands de voertaal is richt zich vooral tot studenten aan hogescholen voor vertalers en tolken en tot studenten in de Germaanse Filologie. Het is ook bestemd voor studenten Nederlands aan buitenlandse universiteiten. | |
[pagina 193]
| |
Philipsburg herinnert aan het Nederlands verleden van AmerikaIn het noorden van de staat New York ligt een dorpje dat dateert uit het midden van de 17e eeuw. Als naamgever heeft dienst gedaan de uit Bolsward afkomstige Frederick Philipse. In deze Friese stad werd hij op 8 maart 1627 gedoopt. Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij les gehad van niemand minder dan meester Gijsbert Japickx, de man die wel als de grondlegger van het moderne Fries wordt beschouwd. In 1647 besluit hij naar de Nieuwe Wereld te verhuizen; in 1658 woont hij in Nieuw Amsterdam aan het ‘Marcktveldt’ dat gelegen was tegenover het fort Amsterdam (nu Whitehall Street bij het Bowling Green). De pelshandel met de Indianen had hem geen windeieren gelegd; hij mocht zich rekenen tot de welgestelden. Als in 1675 bij de Vrede van Westminster Nieuw Amsterdam definitief New York wordt, is dit voor Philipse geen reden met handeldrijven te stoppen al kwamen de contacten (als gevolg van het van kracht worden van de Engelse Akte van Navigatie) tussen Nederland en Amerika wel op een lager pitje te staan. Verder is zijn succes mee te danken geweest aan het feit dat hij goede betrekkingen onderhield met het Engelse bestuur. Anders zou hij in 1675 nooit opgenomen zijn in de raad die de Engelse gouverneur van advies moest dienen. Philipse heeft zijn overwinst steeds belegd in onroerend goed. Waren dat aanvankelijk gronden en huizen in New York, vanaf 1680 worden dat uitgestrekte landerijen langs de Hudson. Dat hier niet gering over gedacht moet worden blijkt wel uit de oppervlakte van maar liefst zo'n 2000 km2. Op 12 juni 1693 wordt hem op basis van deze aankoop het koninklijk landrecht toegekend; het betreffende document is ondertekend door niemand minder dan stadhouder-koning Willem III. Voor het rendabel maken van dit gebied werd het land verpacht. Verder werd op de plaats waar de Pocantio uitmondt in de Hudson een dam aangelegd waardoor de bouw van een molen voor de graanverwerking mogelijk werd. De hierboven genoemde pachters waren voor een deel afkomstig uit de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën, die zonder moeite werden opgenomen in de bestaande Nederlandse bevolking. Dit verklaart waarom de Nederlandse culturele invloed merkbaar is geweest tot ver in de 19e eeuw. Door de huidige restauratie van Philipsburg is het mogelijk zich een beeld te vormen van de wijze waarop in de 17e eeuw een begin werd gemaakt met de openlegging van dit land. In 1684 moet Philipse de aanzet hebben gegeven tot de bouw van een kerk in de door hem gestichte nederzetting. Het gebouw werd opgetrokken op een hoogte bij het riviertje de Pocantico en wel daar waar deze gepasseerd wordt door de oude noord-zuid verbinding langs de Hudson. In de toren werd een uit Nederland afkomstige klok opgehangen, die als randschrift de tekst ‘Si Deus Pro Nobis Quis Contra Nos- 1685’ (= Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn) meekreeg. Ondanks wijzigingen en verbouwingen (in 1837 en 1897) is dit kerkgebouw te beschouwen als een goed voorbeeld van ‘Early Dutch Colonial’. Het is nog steeds in bezit van een gemeente die deel uitmaakt van de Reformed Church, de rechtstreekse opvolger van het in 1626 in Nieuw Amsterdam gestichte kerkgenootschap ‘Hollands Gereformeerde Kerk’. Het kerkje is toe aan een grondige opknapbeurt. Als die niet plaats vindt, ontstaat er gevaar voor instorting en wordt het erg onzeker of het het jaar 2000 haalt. Echter de plaatselijke gemeente, die nog maar zo'n 250 leden telt, is te klein om deze kosten op te brengen. Vandaar dat door het kerkbestuur een restauratiefonds is gesticht. Voor het verwerven van de noodzakelijke gelden wordt ook in de richting van het voormalige moederland gekeken. Als er binnen de lezerskring van NEERLANDIA zijn die zich aangesproken voelen dit herstel mee mogelijk te maken (om zo dit stuk Nederlands cultureel erfgoed voor de toekomst veilig te stellen) kan contact opgenomen worden met de vertegenwoordiger van dit fonds in Nederland. Het is de heer C.R. Schriek, Roucooppark 5, 2251 AV Voorschoten (tel. 071-61 60 69). (mh) | |
[pagina 194]
| |
GasthooglerarenDe Nederlandse professoren dr. H. Pleij, historische letterkunde aan de universiteit van Amsterdam en dr. H. Daalder, politieke wetenschap aan de universiteit van Leiden, zijn benoemd tot gasthoogleraar aan de internationale Francqui-leerstoelen in respectievelijk Amsterdam en Leuven. Professor Pleij spreekt op 23 februari 1993 in Antwerpen zijn intree-rede uit. | |
Rijnlands Lyceum in EngelandOp 23 oktober jl. is de Engelse vestiging van het Wassenaarse Rijnlands Lyceum door de Nederlandse staatssecretaris van Onderwijs geopend. De vestiging in Cobham, nabij Londen, werkt samen met de Engelse Reed's School. Het Rijnlands Lyceum verzorgt de eerste drie jaren van het Nederlandse voortgezet onderwijs aan Nederlandse leerlingen die met hun ouders een periode in Engeland wonen. | |
België blijft wijkplaats voor uitgelote studentenOok dit jaar is het aantal uitgelote Nederlandse studenten dat naar Vlaamse universiteiten uitwijkt weer gegroeid. Het zijn vooral de studies medicijnen en diergeneeskunde die onder Nederlandse studenten grote populariteit genieten. Bij de Universiteit van Antwerpen hebben zich volgens de laatste cijfers in totaal 1400 nieuwe studenten aangemeld, waarvan 245 uit de EG. Slechts vijf van hen komen niet uit Nederland. Bij de faculteit geneeskunde studeren er volgens de Antwerpse universiteit 172 Nederlandse eerstejaars (op een totaal van 300), 60 meer dan vorig jaar. Diergeneeskunde laat eenzelfde beeld zien: van de 73 eerstejaars hebben 31 de Nederlandse nationaliteit, zeven meer dan vorig jaar. Volgens de heer Soetens, adjunct kabinet-chef van het Vlaamse ministerie voor Onderwijs, is de toeloop van Nederlandse studenten aan de Antwerpse universiteit het meest spectaculair. De overige universiteiten vertonen een minder sensationeel beeld (Visum 11-92). | |
Wachtlijst taalcursussenRuim 11000 mensen wachten in Nederland om in een talencursus Nederlands te kunnen leren. Een gemis aan inzicht dat het voor allochtonen profijtelijk is zo snel mogelijk goed Nederlands te leren en dat dit ook voor een goede communicatie en participatie in de maatschappij voor alle partijen van groot belang is, leidde in de afgelopen jaren tot verwaarlozing van het onderwijs Nederlands als vreemde taal aan migranten. Vanaf 1993 moeten de wachtlijsten zijn verdwenen dank zij een actieplan van de Nederlandse minister van Onderwijs, J. Ritzen. De gemeenten ontvangen meer geld voor basiseducatie. De opleiding tot docent basiseducatie is weliswaar pas recent op gang gekomen, maar volgens de minister kunnen studenten aan die opleiding ook al worden ingezet. Docenten in de basiseducatie hebben bovendien vaak kleine parttime-functies, die met extra geld kunnen worden uitgebreid. Volgens Ritzen is er daarom geen noodzaak de taalcursussen voor buitenlanders te laten geven door vrijwilligers, zoals vroeger gebruikelijk was. | |
Nederlandse Bond in DuitslandHet 71ste jaarcongres van de Bond werd op 3 oktober 1992 in Mülheim geopend met toespraken van de beschermheer van het Congres, Consul-generaal J.G. Wilbrenninck en de Oberbürgemeisterin Frau E. Güllenstern. De ca 50 deelnemers aan het congres voerden over vele onderwerpen een pittige discussie in vriendschappelijke sfeer. Het gevolg was wel dat het Congres niet om 13 uur kon worden beëindigd. De heer L.C. Kutsch Lojenga, die vorig jaar afscheid genomen had als vertegenwoordiger van het ANV, moest die taak toch weer vervullen. In zijn toespraak legde hij de nadruk op de waarde van de Bond voor de aangesloten verenigingen. Als eerste bondsondervoorzitter werd gekozen Mevr. P. Winkelman (Goch), terwijl dhr. A. Kohlmees (Dortmund) tot penningmeester werd benoemd. Na afloop was er een Oecumenische Dienst. Het Congres werd besloten met een feestavond. (kl) | |
Nieuw NederlandIn de Amerikaanse staat Delaware is het initiatief genomen om door middel van het plaatsen van grensstenen en borden de grens aan te geven van het eertijdse Nieuw Nederland, dat van 1609 tot 1664 grote delen van de huidige staten Delaware, New Yersey, New York, Pennsylvania en Connecticut besloeg. Op de borden staat te lezen: ‘U betreedt nu Nieuw-Nederland’ met enige nadere uitleg. | |
Gedenkteken NederlandersNederlanders die tussen 1850 en 1950 in Transvaal gewoond en gewerkt hebben kunnen worden herdacht en gehuldigd door het plaatsen van hun naam in het plaveisel rondom een fontein bij de Oude Tremloods (remise) in de Schoemanstraat in Pretoria. Het Gedenkteken Nederlanders werd op 15 februari dit jaar officieel door president W.F. de Klerk ingehuldigd. Een familiesteen kan alsnog worden aangebracht. Nadere bijzonderheden zijn te verkrijgen bij de: Stigting Gedenkteken Nederlanders in Transvaal, Posbus 32 346, Glenstantia 0010 Zuid-Afrika. | |
[pagina 195]
| |
Milieusamenwerking Nederland-AntillenNederland zal de Antillen bijstaan in het opstellen van een integraal milieuplan. Dit besluit werd in Rio de Janeiro genomen tijdens een gesprek tussen de Antilliaanse minister van Volksgezondheid en Milieu, Papa Statia, en zijn Nederlandse collega Hans Alders. De Nederlandse regering zal experts ter beschikking stellen om wetgeving gereed te maken, die rekening houdt met alle moderne eisen ten aanzien van zowel de vervuiling als de bescherming van de natuur. Bepaald is tevens, dat Nederland en de Antillen deskundigen zullen uitwisselen. Er zal van beide kanten worden gestreefd naar een zo groot mogelijke wederzijdse samenwerking. | |
Landhuizen van Curaçao en BonaireBinnen een half jaar na de grandioze fototentoonstelling van landhuizen op de Antillenmanifestatie in Utrecht is het boek verschenen, dat een neerslag is van de tentoongestelde foto's: ‘Landhuizen van Curaçao en Bonaire’ door Dolf Huygers en Lucky Ezechiëls, uitgegeven door Persimmons Management. Prijs fl. 80,- en te bestellen bij Dolf Huygers, Jupiterstraat 24b, 2132 HK Hoofddorp, tel. 02503-41554. Het is moeilijk voor een bibliofiel rustig over dit boek te schrijven. Ruim 350 kleurenfoto's geven een beeld van de landhuizen of van wat er van over is. Alle landhuizen zijn van uit verschillende invalshoeken vastgelegd in vaak zeer artistieke foto's. Deze complete inventaris is een kijkboek geworden van hoge kwaliteit. De felle kleuren komen prachtig uit en de imposante ambiance die van de oude landhuizen uitgaat is voortreffelijk weergegeven. Naast de kleurenfoto's zijn er ook zwartwit foto's opgenomen om bepaalde details te benadrukken. Dit fraaie kunstboek, want zo mag dit werk genoemd worden, is niet alleen een platenboek. De begeleidende teksten met historische en architectonische gegevens over de landhuizen zijn wetenschappelijk betrouwbaar. Een boek over de vergane pracht van in feite koloniale huizen kan makkelijk leiden tot ongenuanceerde opmerkingen over de verhoudingen in de maatschappij van de 18e en de 19e eeuw. De schrijvers hebben echter met kritische zin geschreven over het lot van de slaven en de problemen van de huiseigenaren. Ook daardoor is dit mooi uitgevoerde werk een kostbare aanvulling over leven en werk in het verleden van de eilanden. De schrijvers hopen met dit boek iedere liefhebber van Curaçaose en Bonairiaanse monumenten een blijvende herinnering aan te bieden van een belangrijk facet van de cultuur op deze eilanden. Zij hopen met dit fotoboek een bijdrage te mogen leveren om een ieder te overtuigen van de noodzaak deze monumenten te bewaren voor het nageslacht. | |
Vriendengenootschap Nederland en AntillenVanaf 1634 dateren de banden tussen Nederland en de Nederlandse Antillen. Aanvankelijk koloniaal, de laatste honderd jaar in betere verhoudingen. Door allerlei wijzigingen in de staatkundige structuren binnen het Koninkrijk werden in de 80-er jaren diverse instellingen en organisaties die de onderlinge betrekkingen behartigden opgeheven of ze kregen een andere status. De vele Europese Nederlanders die op de Antillen gewerkt hadden en de in Nederland gevestigde Antillianen wilden echter de vriendschapsbanden met de Antillen in georganiseerd verband verstevigen en bewaren. Op initiatief van drs. W.M. Zuidwijk, burgemeester van Raalte en oud-bestuurslid van de inmiddels opgeheven Sticusa, werd daartoe in 1989 opgericht: het VRIENDENGENOOTSCHAP NEDERLAND en ANTILLEN, kortweg VNA. Het VNA stelt zich ten doel: het verspreiden van informatie over de Nederlandse Antillen en haar bevolking; het bevorderen van de totstandkoming van meer begrip voor en meer kennis over de Nederlandse Antillen; en het instandhouden en verder ontwikkelen van vriendschapsbanden tussen de bevolking van de Antillen en Nederland.
Circa 600 leden telt de vereniging, zowel Antillianen als Nederlanders. Voor 1992 wordt ernaar gestreefd een ledental van 1000 te bereiken. Het lidmaatschap van het VNA bedraagt f. 75,00 per jaar. Jongeren tot 25 jaar betalen f. 25,-, terwijl studenten die ouder zijn dan 25 op vertoon van hun studentenkaart ook slechts f. 25,- betalen. Voor leden boven 60 jaar is het lidmaatschap f. 50,-.
Men op zoek naar enthousiaste medewerkers. Mensen die het leuk vinden om te helpen bij de organisatie van diverse aktiviteiten en die natuurlijk affiniteit hebben met de Nederlandse Antillen. Belangstellenden kunnen voor informatie terecht bij het landelijk contactadres voor het Vriendengenootschap: VNA, Obsidiaan 2, 1703 EN Heerhugowaard, tel. 02207-16031. |
|