Neerlandia. Jaargang 96
(1992)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
Bekeken vanuit Amerika
| |
Meer contacten gewenstNatuurlijk is de situatie nog verre van volmaakt. Ondanks de goede communicatie tussen beide organisaties blijft onzerzijds soms het gevoel knagen, dat men aan de andere kant van de Oceaan het universitaire bestel in de V.S. onvoldoende kent. Deze kritiek geldt zeker niet uitsluitend de Taalunie, maar betreft - in wellicht nog grotere mate - ook andere regeringsinstanties in België en Nederland. En tot op zekere hoogte is het natuurlijk begrijpelijk, dat men elk land niet door en door kent: De Lage Landen zijn per slot van rekening maar klein en het buitenland is groot. Toch zou het helpen als men, van de kant van de Taalunie, bijvoorbeeld wat vaker op een meer directe wijze met Amerikaanse universiteitsbestuurders contact zou opnemen om de Lage Landen bekendheid te geven. De V.S. zijn allang niet meer het land van melk en honing, waar alles mogelijk is en altijd genoeg geld is. Ook hier vinden op de meeste universiteiten vaak drastische bezuinigingen plaats, waarbij vooral ‘kleine programma's’ die niet erg aan de weg timmeren, het slachtoffer kunnen worden. | |
ZwaartepuntenDit brengt mij op een laatste punt: Reeds eerder en ook nu nog rijst de vraag, of een orgaan zoals de Taalunie zich vooral, zo niet uitsluitend, moet richten op zogeheten ‘zwaartepunten’ in het buitenland, d.w.z. op instellingen, organisaties en centra, waar de studie en het onderwijs van de Lage Landen zich vaak reeds sterk ontwikkeld hebben. In veel opzichten is het benadrukken van zulke stevige pijlers begrijpelijk en verstandig. Er is dan meer sprake van een beleid en men raakt niet in een stituatie, waar men door de vele bomen het bos niet meer ziet. De AANS beschouwt zichzelf trouwens ook als zo'n ‘zwaartepunt’ in de V.S. en zou zichzelf te kort doen, dat niet te benadrukken. Natuurlijk wil ik ook een pleidooi houden voor het steunen van een grote verscheidenheid van programma's en initiatieven, zelfs al bestaat soms het ‘gevaar’ dat een financiële investering | |
[pagina 134]
| |
niet altijd de gewenste resultaten oplevert. Ook hier is de AANS een goed voorbeeld: Tien jaar geleden was het een veel kleinere organisatie, die zich in velerlei opzicht nog aan het bewijzen was. Zoals reeds eerder gezegd, zou de afwezigheid van financiële steun ons sterk geremd hebben en zou onze ontwikkeling veel moeizamer geweest zijn. Het verdient daarom aanbeveling te proberen veel activiteiten een kans van slagen te geven, maar - en dit is een belangrijke conditie - uitbreiding en verscheidenheid moeten niet ten koste gaan van programma's, die zich reeds bewezen hebben en die een goede reputatie hebben opgebouwd.
De laatste tijd is het niet rustig geweest binnen de Taalunie, voorzover men dat tenminste uit de verte kan zien. Rusteloosheid kan positief zijn, maar is ook vaak een teken van onzekerheid. De AANS heeft de afgelopen tien jaar welgevaren bij het beleid van de Taalunie, en in vele opzichten kan dat ook gezegd worden van ‘Netherlandic Studies’ in de V.S. in ruimere zin. Laten we hopen, dat de komende jaren een versterking van de rol van de Taalunie zullen brengen, wat ons betreft vooral ten aanzien van artikel 3d. Onzerzijds moeten wij proberen de Taalunie te helpen door wellicht meer informatie te verschaffen over de factoren die een rol spelen, vooral binnen de Amerikaanse universitaire wereld, bij het succesvol beoefenen van ‘Netherlandic Studies.’ Het gebouw in Den Haag waar het secretariaat van de Taalunie is gevestigd (foto Robert Scheer)
|