Toekomstig beleid
Tussen de vier Taalunie-organen moet meer samenwerking komen. Tegelijk wordt iedereen verzocht op zijn eigen stoel te blijven zitten. Het Comité van Ministers leidt de Taalunie-werkzaamheden. Meer continuìteit voor het voorzitterschap is daarbij noodzakelijk. De Interparlementaire Commissie kontroleert: zij moet nog meer politieke leiding geven, vooral in verband met de begroting, waaruit de Taalunie-opties blijken. Het recht voor de Interparlementaire Commissie de begroting om te werken is een essentieel parlementair recht en komt haar dus toe.
De Raad der Letteren moet blijven inspireren. Omdat dit belangrijk is, moeten daarvoor meer mogelijkheden geboden worden. De Taalunie heeft behoefte aan een morele autoriteit. De Raad is daarvoor geroepen.
Het Secretariaat moet voorbereiden, uitvoeren en zorg dragen dat dit Enig Verdrag in en voor de Taal der Lage Landen volle uitwerking, meer nog een groter draagvlak krijgt.
Natuurlijk heeft de Raad der Letteren gelijk te stellen dat de bevolking uit Noord en Zuid meer met Ajax en Club Brugge vertrouwd zijn dan met de Taalunie. Dit neemt niet weg dat de Taalunie, zelfs met haar zo onbaatzuchtige achterban een kloof heeft geslagen. Het secretariaat heeft, door die verdomde verambtelijking, waarvan een zekere soort Nederlanders het geheim hebben, die kloof nog vergroot.
Dit is zeer erg. Binnen Nederland en Vlaanderen werken honderden overtuigden, om die ene taal binnen dit kultuurhistorisch geheel der Nederlanden te verdedigen, te verspreiden, hoog te houden. Kontakten en hulp in de vorm van subsidies hadden tot samenwerking, tot meer Taalunie kunnen leiden. Ambtelijke stroefheid, te geringe belangstelling voor dat vele veldwerk maakte de Taalunie tot een wereldvreemde instelling. De verbinding met het secundair onderwijs werd nooit gelegd.
Een potentieel grote groep enthousiaste aanhangers zouden de leraren Nederlands kunnen zijn. Het kan nog, maar het had reeds veel eerder moeten gebeuren. De Taalunie bestaat. Dat mag niet haar belangrijke realisatie zijn.
De Taalunie moet weer ‘gewoon’ gaan doen. De Taalunie moet haast per definitie niet op de grote markt komen. Wel zorgen dat dit zo levensnoodzakelijke medium als de taal, gaaf blijft. En bij voorrang, absolute voorrang moeten alle vrije initiatieven terzake gesteund worden. Omdat zij voor taal en letteren een Akte van Geloof kunnen uitspreken.
Niet elk associatie-verdrag met een ver land, waar Nederlands de officiële taal is, moet veroordeeld worden. Wel moet men iets kritischer toezien op ‘wat’ is overeengekomen. En dan nog liggen de klemtonen en prioriteiten in de eigen Lage Landen, in Europa.
Met dit verdrag kunnen we heel veel. Het verdrag extensief interpreteren lijkt me trouwens beter dan het uit te breiden. De spelling is geen zaak van Nederland, geen zaak van Vlaanderen. Beide hebben hun souvereine bevoegdheid terzake overgedragen. Het Taalunie-Verdrag, zo geïnterpreteerd, geeft ons oneindig veel mogelijkheden.
‘Duchtloos doorvaren’ zei Guido Gezelle en Anton Van Wilderode zegt het hem na. Het moet lukken, als Nederland vanuit een nieuwe zakelijkheid weet dat er aan georganiseerde kontakten een toegevoegde waarde zit. Mijn C.D.A.-collega Postma geeft in dat verband veel Vlamingen moed. En voor die Vlamingen, die desniettegenstaande twijfelen, is er nog altijd De Zwijger's ‘Ni de réussir pour persévérer’.