beeld van het verschil in cultuur en identiteit tussen Vlaanderen en Nederland. Men kan inderdaad niet ontkennen dat Vlaamse auteurs pas gelezen worden als ze doorstroomd zijn met inkt uit de pen van de taalspecialisten in dienst van de Nederlandse uitgevers. Vooraleer echter voorbarige conclusies uit het bovenstaande te trekken wens ik met Hoogleraar Herman Parret stil te staan bij de bepaling van wat cultuur is, want er zijn vele wijzen om ‘cultuur’ te definiëren. Voor hem en ik sluit mij bij zijn bondige technische definitie van cultuur aan: is cultuur het collectief geheugen, als het ware het geheugen doorheen de tijd van de gemeenschap.
Maar dan wel niet als iets objectiefs, als een set van objectieve eigenschappen, want dan hebben we het over beschaving. In tegenstelling daarmee is cultuur gekenmerkt door een dynamiek die vooral te maken heeft met transformaties van symbolische aard. Eenvoudig gezegd cultuur ontdek je in jezelf, en beschaving rondom jezelf. Cultuur heeft dus alles te maken met innerlijkheid, met symbolen.
En dit brengt mij bij de gemeenschappelijke potentie met betrekking tot cultuur tussen Vlaanderen en Nederland. Deze ligt in het gemeenschappelijk collectief geheugen. Hier heeft de geschiedenis inderdaad een grote verklaringskracht. Dan wel niet zozeer als objectieve feitelijkheid maar de geschiedenis als een verinnerlijkt netwerk van symboliseringen. Dit collectief geheugen vanuit het verleden zou wel eens van zeer groot belang kunnen zijn voor de gemeenschappelijkheid of het collectief geheugen dat Vlaanderen en Nederland nog zullen ontwikkelen in de toekomst. In het licht van de Europese evolutie zal de kracht waarmee ons gezamenlijk collectief geheugen de verschillen die er wel degelijk zijn in ons cultureel aanvoelen en onze culturele uitingen, bepalen of we tot integratie in het belang van beiden in staat zijn.
Hier formuleer ik dan ook een moedig antwoord op de omstreden uitspraken van Minister d'Ancona vorig jaar in Brussel. Collega d'Ancona, u had het realisme en het gelijk aan uw zijde als u beweerde dat Nederlanders en Vlamingen één taalgemeenschap, maar twee cultuurgemeenschappen vormden, zij het dat ik daar de nuanceringen uit mijn betoog wil aan toevoegen.
Doch, geachte collega, u had niet het gelijk aan uw kant toen u daaruit als gevolg trok dat we dan ook niet meer aan integratie maar aan samenwerking van deze beide culturen moesten werken. Ik ben van oordeel dat wel aan beleidsintegratie dient gedaan te worden. Maar dan wel integratie op een nieuwe leest geschoeid, zoals we die onlangs in onze beleidsbrief voor de Taalunie in de negentiger jaren gedefinieerd hebben.