Een gedegen instrument van hoog niveau
door H. d'Ancona
Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
Een bepaald type gebeurtenissen of besprekingen blijft je bij. Ze staan op de een of andere manier op het netvlies gegrift, soms in een heel eigen belichting en met een onwerkelijke scherpte. Voor mij is de eerste vergadering van het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie waaraan ik deelnam, zo'n gebeurtenis. Een vroeg-donkere winternamiddag, het was op 4 december 1989 in de Markiezenhof in Bergen op Zoom. Het was voor mij niet alleen de eerste vergadering van het Comité die ik meemaakte, het was meer nog de dag van de vergadering van het Comité ná de dag van 11 september, de datum waarop voor het eerst een openbare evaluatie van de Nederlandse Taalunie was gehouden op uitnodiging van de toenmalige voorzitter van de Interparlementaire Commissie. Veel van de tot dan binnenskamers en wellicht binnensmonds gehouden kritiek was op die dag openbaar geworden.
Die vergadering van het CvM, zoals het Comité van Ministers in Taaluniejargon wordt aangeduid, was mijn eerste directe confrontatie met de NTU na mijn aantreden als minister van Cultuur in het kabinet Lubbers-Kok. Het was in feite ook mijn eerste echte kennismaking met het fenomeen Nederlandse Taalunie. In mijn voorafgaande periode als lid van het Europarlement was de Taalunie voor mij geen reëel gegeven waar ik in mijn werk als parlementariër mee werd geconfronteerd.
Op zich is het al merkwaardig dat het bestaan van de Taalunie mij eerst duidelijk werd toen ik er als minister functioneel mee te maken kreeg. Het verslag van de evaluatiedag maakte mij duidelijk waardoor dat kwam. De kritiek ging immers voor een groot deel over het feit dat de Taalunie sterk naar binnen gericht was, zo gebiologeerd door de doelstelling van integratie tussen Vlaanderen en Nederland, dat Europa praktisch gesproken daarbij niet in beeld gekomen was. Wie sindsdien, bij voorbeeld via de kranten of door middel van de ANC- of ANV-berichten, de ‘evolutie van dit dossier’, zoals mijn Vlaamse collega's het zo mooi uitdrukken, heeft gevolgd, zal het duidelijk zijn dat de Taalunie mij daarna niet meer heeft losgelaten en ik haar niet.
De Taalunie heeft mijn warme, maar daarom ook zeer kritische belangstelling. De Nederlandse taal en de behartiging van de belangen van het Nederlandse taalgebied rechtvaardigen een gedegen instrument van hoog niveau en een gedreven, doelgerichte hantering daarvan. Ik sta volstrekt achter de vaker gehoorde uitspraak dat als het Taalunieverdrag er niet zou zijn, het alsnog opgesteld zou moeten worden. De samenhang en de eenheid van het Nederlandse taalgebied dwingen tot iets als het Taalunieverdrag. De effecten van het EG-Verdrag, met name die van artikel 7 dat elke discriminatie naar nationaliteit verbiedt, onderstrepen van buitenaf nog eens de van binnenuit gevoelde en geconstateerde noodzaak.
Het Taalunieverdrag is een goed instrument, zeker ook omdat het zodanig ruim is geformuleerd dat het een eigentijdse invulling en concretisering kan krijgen zonder dat daarvoor telkens de tekst van het verdrag zelf moet worden bijgesteld.
Het besef dat Nederland en Vlaanderen niet alleen één taalgebied vormen maar ook als zodanig moeten optreden, is naar mijn mening zozeer ingeburgerd en onomstreden, dat we dat besef als basis kunnen nemen voor de concretisering van het Taaluniebeleid in de komende jaren. Dit dient er vervolgens niet toe te leiden dat alle concentratie gericht wordt op het steeds maar weer bevestigen hiervan. Zoiets leidt immers niet tot een toekomstgericht pakket van beleidsactiviteiten en tot een uitvoerbaar actiepakket.
De doorlichting van het Algemeen Secretariaat door het bureau Andersen Consulting heeft ook vanuit dat perspectief plaatsgevonden. Het voorgestelde ‘Algemeen Secretariaat Nieuwe Stijl’ in samenhang met de overige aanbevelingen en voorstellen die Andersen Consulting doet, beoogt een adequate instrumentering te bieden voor het door het CvM voorgestane actiegerichte Taaluniebeleid. Concrete beleidspunten zijn er te over. Ik noem enkele zonder uitputtend te willen zijn:
- | de bevordering van de Nederlandstalige literatuur en de export daarvan, zowel in vertaling als in origineel; |
- | de invulling van de functie van de hoogleraren en docenten Neerlandistiek extra Muros en de inschakeling van de ambassades daarbij; |
- | de regeling van een voor het hele taalgebied geldende en afdwingbare vaste boekenprijs; |
- | een werkbaar systeem van toekenning van schrijvers- en vertalersbeurzen met respect voor de eigen bestuursculturen in Nederland en Vlaanderen; |
- | een grensoverschrijdend leenrecht voor geschriften in overeenstemming met de daarvoor komende Europese Richtlijn. |