| |
| |
| |
Europese hoofdstad met hoogste percentage buitenlanders
De Brusselse Euro-catastrofe
door André Monteyne
Recent werd op initiatief van de ‘Vlaamse Volksbeweging’, een comité ‘Stop Euro-Brussel’ opgericht; het staat open voor al wie zich verzet tegen de stedebouwkundige, sociale en culturele catastrofe die in Brussel in naam van de ‘Europese gedachte’ bezig is; dus ook Franstaligen of milieubewuste burgers zijn welkom.
Het weze meteen duidelijk gesteld: het ideaal blijft de Europese samenwerking, bron van vrede en welvaart. Het comité is evenmin blind voor het prestige en de financiële voordelen van de Europese vestiging in Brussel voor België of zelfs voor Vlaanderen. Maar dit weegt niet op tegen de zware nadelen.
| |
Een Franse peetvader...
Europa mag dan al Brussel binnengewandeld zijn ‘als een beer op zijn sokken’ om een Brusselse uitdrukking te gebruiken, ‘Brussel, hoofdstad van Europa’ was aanvankelijk een Franse eis. In de jaren vijftig kon dit land immers nog verwachten dat het de EEG van de ‘Zes’ zou beheersen, en zo op voet van gelijkheid blijven meepraten met de supermachten. Engeland troonde in ‘splendid isolation’ op zijn ‘Commonwealth’, het Adenauer-Duitsland was maar al te blij enig internationaal respect te herwinnen door Franse waterdrager te spelen; het ‘Wirtschaftswunder’ lag nog ver af. Frankrijk had weliswaar de candidatuur van Parijs naar voor kunnen schuiven, maar Luxemburg en Brussel leken tactisch (of machiavellistisch) interessanter omdat beide hoofdsteden binnen Frankrijks ‘natuurlijke grenzen’ lagen en bovendien voorposten waren van de ‘Francophonie’. De ironie van het lot wil dat de kandidatuur van Brussel gestruikeld is over het veto van ... België. Het toenmalig Belgisch Christen-democratisch kabinet was getraumatiseerd door het Waals ‘rood’ geweld tijdens de Koningskwestie en stelde Luik voor. Dit zinde dan weer Frankrijk niet, dat beducht was voor de mededinging van het (toen nog) machtig Waals staalbekken. De keuze viel dan maar op Luxemburg. Alleen, het stadje beschikte over onvoldoende vergaderruimte; de eerste Europese afgevaardigden vonden toen een onderkomen bij de pas opgerichte Raad van Europa in Straatsburg.
Toen dan in 1958 de EEG tot stand kwam, wilde minister van buitenlandse zaken en Brusselaar Spaak, de zetel wel naar Brussel halen, maar Frankrijk liep daar niet meer zo warm voor. De nieuwe president De Gaulle vertrouwde het Euro-Atlantisme van Spaak niet (deze zou na enig ‘lobbyen’ ook de inplanting in Brussel verkrijgen van de NAVO) en vreesde dat Brussel een Anglo-Amerikaans bruggehoofd zou worden, zeker als Engeland zou toetreden. Uiteindelijk kwam een voorlopige oplossing uit de bus die nog steeds voortduurt, waarbij de Europese instellingen over drie steden - Brussel, Luxemburg en Straatsburg - verdeeld werden.
Er is inmiddels veel water door de Seine (of de Zenne) gevloeid. Wat De Gaulle gevreesd (en voorspeld) had, is uitgekomen: door de uitbreiding met zes nieuwe landen verloor Frankrijk zijn dirigeerrol in het Europees concert; Groot-Brittannië speelde Paard van Troje voor de Amerikaanse supermacht en zette de Europese poort open voor een economische, en dus ook, culturele Amerikaanse invasie. Engeland kon hierbij rekenen op zijn trouwe Hollandse schildknaap. In de EG moet het Frans - eeuwenoud speerpunt van Frankrijks beleid - het Engels naast zich dulden. En de Franse greep op Europa riskeert nog te verzwakken, wanneer Duitsland de ex-DDR zal hebben verteerd en de EG zich zal hebben opengesteld voor Midden- en Oost-Europa. Frankrijk weet dat het dit niet blijvend kan tegenhouden en kiest eieren voor zijn geld, door Straatsburg uit te spelen, eventueel aangevuld met een ‘deal’ met Bonn om tenminste een gedeelte van zijn invloed te behouden. En mocht ook dit niet haalbaar blijken, kan het nog steeds proberen Brussel opnieuw binnen zijn invloedsfeer te brengen: de jongste lotgevallen van Sabena (in het Vlaamse Zaventem) tonen aan dat Frankrijk zijn laatste troeven nog niet uitgespeeld heeft.
| |
De Eurocatastrofe
Maar inmiddels is het kwaad geschied en is een waardevol Brussels architecturaal patrimonium grotendeels verwoest. Een voorname oorzaak hiervan dient gezocht in de jaren zestig toen PSC (Franstalige christen-demokraten)-politici het gedaan kregen de EG-administratie (‘Berlaymont’) in het volle centrum van Brussel in te planten, i.p.v. aan de rand van de stad, zoals in elk ander beschaafd land zou zijn gebeurd (zelfs Spaak had nog de Heizelvlakte - vrijgekomen na de wereldtentoonstelling van 1958 - voorgesteld). Linthout, de mooiste woonwijk van Brussel, met prachtige Jugendstil-lanen en Victoriaanse parkjes, werd opgeofferd aan de EG-moloch; brede verkeersassen werden getrokken, tunnels gegraven, kantoorgebouwen opgericht, ganse buurten platgewalst. Dit ging gepaard met allerlei stedebouwkundige ‘combinazione’ in DC-mafiastijl onder vastgoedmakelaars, financiële groepen, hoge ambtenaren en (vooral PSC) politici, die trouwens in die jaren ook andere gedeelten van Brussel teisterden. Dit alles leidde tot de - al dan niet gedwongen - uittocht van duizenden inwoners. Zij werden vervangen door zogenaamde ‘Eurocraten’ - die een
| |
| |
groot gedeelte van hun hoog inkomen aan bewoning konden besteden en de huurprijzen duizelingwekkend opdreven. In de jaren tachtig vestigden zich in het zog van de EG meer dan 2.000 internationale drukkingsgroepen, delegaties van allerlei multinationale instellingen en maatschappijen, hotels, enz. in Brussel; ook zij joegen de grondprijzen op, zodat opnieuw duizenden inwoners uitweken. Zo klaagt de burgemeester van St.-Pieters-Woluwe, een van de rijkste gemeenten van het land, er over dat zijn inwoners verhuizen omdat zelfs zij geen 100.000 F per maand kunnen betalen voor een appartement.
Recent heeft nu ook de machtigste ‘zuil’ van België, de christelijke vakbond (ACV), zich via haar spaarbank op de Euro-immobiliën ‘boom’ geworpen; deze drukkingsgroep levert, naast andere politieke topfiguren, sedert 12 jaar ook de Belgische eerste-minister. Hoe belangrijk het politiek-financieel ‘establishment’ het project Brussel, hoofdstad van Europa inschat, blijkt uit de ‘Brusselse’ verkiezingskandidatuur van haar troefkaart, oud-eerste minister Martens, die daar zijn politieke loopbaan voor op het spel had gezet (en verloren). De grondspeculatie is inderdaad in alle hevigheid weer opgelaaid in het vooruitzicht van de uitbreiding van de EG en van haar verdieping krachtens de akkoorden van Maastricht. Er mag immers een nieuwe toename verwacht worden van Euro-ambtenaren, nieuwe kantoren, nieuwe toegangswegen, nieuwe hotels; maar dus eveneens een nieuwe uitwijking van autochtone inwoners.
| |
Een sociale ramp
De Brusselaars ontvluchten echter ook het toenemend aantal kansarme inwijkelingen, die aangetrokken werden door de glitter van de ‘hoofdstad van Europa’.
In de ontwikkelingslanden (en in Oosteuropa) is Brussel nu beter bekend dan België. Deze mensen betalen weinig of geen gemeentebelasting (wat paradoxalerwijze ook het geval is voor de ‘Eurokraten’); de Brusselse gemeenten moeten dus dure diensten (veiligheid, hygiëne, onderhoud, sociale begeleiding, enz.) verlenen aan buitenlanders die er wonen, zonder financiele tegenprestaties. Dit leidt tot het verval van de gemeentelijke openbare diensten.
De nieuwe buitenlanders vallen dus uiteen in twee sterk verschillende categorieën. Eensdeels heb je de ca. 150.000 ‘Eurokraten’ en angelsaksische (of gelijkgestelde) kaderleden van ‘multinationals’ in de ‘gulden’ halve-maan in het zuid-oosten van de agglomeratie met uitlopers naar de rijke en groene gemeenten van Vlaams (en Waals)-Brabant). De andere groep, de ca. 150.000 migranten uit voornamelijk de derde wereld (enkele tienduizenden illegalen niet meegeteld), wonen in de verpauperde binnenstad en de kanaalzone. In Brussel vormt zich aldus een tweeledige samenleving: een bovenlaag die steeds meer Engels spreekt, en een Franssprekend sub-proletariaat. Tussen beiden wordt de oude Brusselse samenleving verpletterd en uitgedreven. Zoals in Washington DC (het ideaal van sommige promotoren van ‘Brussels DE’) is dergelijke sociale dualiteit criminogeen (niet toevallig vertoont Washington de hoogste misdadigheid van de VSA).
Alles tezamen telt de eigenlijke agglomeratie nu bijna 30% buitenlanders, dit is de hoogste verhouding van alle Europese hoofdsteden. Ondanks die buitenlandse toevloed, viel de totale bevolking beneden het miljoen: dit komt omdat sedert 1970 meer dan
Leopoldswijk, Guimardstraat
Afbraak van een neoklassiek herenhuis.
(foto Sint-Lukasarchief, Brussel)
| |
| |
200.000 Belgische Brusselaars verdwenen zijn, voor al door uitwijking.
| |
En een culturele ramp
Maar eigenlijk hebben wij binnen Brussel te maken met een dubbele ontwikkeling: de inwoners van de meest geteisterde gemeenten (Etterbeek, Schaarbeek, Leopoldswijk, enz.) die veelal Franstaligen of zelfs Walen zijn, wijken uit naar het noorden van de agglomeratie naar bv. Koekelberg, Evere, Jette, Laken, Berchem. Daar wonen echter nog relatief veel autochtonen, en dus ‘Vlaamssprekenden’. Ook daar beginnen de huurprijzen te stijgen, en schuiven de oorspronkelijke bewoners op hun beurt op naar Vlaamse buurgemeenten als Zellik, Strombeek, Dilbeek, waar de prijzen voorlopig iets minder hoog zijn. Brussel verfranst aldus in een snel tempo. De bloei van het Nederlandstalig onderwijs is gedeeltelijk schijn want steeds meer Franstalige ouders sturen hun kinderen naar de Vlaamse school uit vrees voor de talrijke vreemdelingen in het Frans onderwijs.
De Vlamingen zelf verfransen niet meer - het klimaat is trouwens fel verbeterd sedert de hoogdagen van het FDF - maar waarover zouden de Franstaligen zich nog druk maken? De Vlamingen verdwijnen vanzelf. Zij worden vervangen door buitenlanders die in overweldigende meerderheid Nederlandsonkundig zijn en de Vlaamse Brusselaars voortdurend verplichten Frans te spreken: op de tram, in de taxi, in het restaurant, recent ook in de wijkwinkel.
Ook institutioneel dreigen de Vlamingen niet meer mee te tellen. Krachtens een EG-richtlijn, door Vlaamse politici zonder protest goedgekeurd, zullen in het jaar 2000 voor het eerst EG-ingezetenen deelnemen aan gemeenteraadsverkiezingen. Volgens ernstige ramingen zou dit in de agglomeratie neerkomen op een ernstig zetelverlies voor de Vlamingen; in vier Brusselse gemeenten zou geen enkele Vlaming meer zetelen. Ook in de Brusselse gewestraad zou het klein Vlaams aandeel verder wegschrompelen. Mocht dit stemrecht worden uitgebreid tot niet EG-burgers (en wie zal dit durven tegenhouden?) - dan worden de Vlaamse Brusselaars weggevaagd uit een stad waar zij toch een eerste-geboorterecht bezitten.
| |
Een nieuwe olievlek
Bovendien dreigt een recente Europese ontwikkeling, reeds in de kiem aanwezig in ‘Maastricht’, een nieuwe olievlek uit te lokken, die wijlen ‘le très grand Bruxelles’ in de schaduw zou zetten.
Tot dusver was de Economische Gemeenschap - ondanks haar betuttelende burokratie - niet meer dan wat de naam zegt: een economisch verdrag tussen soevereine staten. Met de steun van enkele centraliserende staten als Frankrijk en Italië, stuwt de machtige Commissievoorzitter J. Delors, de EG echter in de richting van een soort Verenigde Staten van Europa. Dit houdt in dat de EG-administratie zich sterk zal ontwikkelen. Nu reeds, zelfs indien de gemeenschap, in haar huidige vorm, beperkt blijft tot 12 lid-staten, zal het aantal EG-ambtenaren tegen het jaar 2.000 in Brussel 23.000 bedragen, tegen 13.000 thans. Maar indien de EG zich inderdaad ontwikkelt tot een superstaat, dan zullen het aantal ambtenaren en de bijhorende diensten zich explosief ontwikkelen, en wordt Brussel inderdaad het ‘Washington aan de Zenne’ waarvan sommige vastgoed-makelaars dromen. De agglomeratie Brussel is echter veel te klein om dergelijke ontwikkeling op te vangen. Er bestaan daarover onverdachte ramingen. Zo gewaagt een Amerikaans vastgoedmakelaar in ‘La Libre Belgique’ (15 juni 1990) van een agglomeratie van 3 tot 4 miljoen inwoners; in de Brusselse Gewestraad bepleiten Franstalige politici een Brussels Europees district dat o.a. Vlaams-Brabant zou omvatten. De moeilijkheden die dit oude hartland van de Nederlandse cultuur nu reeds ondervindt, zouden zich verveelvoudigen en ingrijpen op het gehele Vlaamse land. Geheel Vlaanderen zal opnieuw de speelbal worden van internationale krachten die geen rekening houden met zijn belangen. De tragische gebeurtenissen in het Balticum en in Joegoslavië, waar de EG zich in vorige jaren verzet heeft tegen het zelfbeschikkingsrecht van volkeren die zelfs niet aan haar poorten grensden, tonen aan dat dit geen loze vrees is. Hoe zou zij bv. een eventuele zelfstandigheidsbeweging gedogen van een Vlaanderen dat de ‘Europese’ hoofdstad omvat?
| |
Besluit: David tegen Goliath
De strijd om de Europese kandidatuur van Brussel lijkt op het eerste gezicht ongelijk: enerzijds zijn er de burgers die vechten voor het behoud van hun stad en van hun taal, en anderzijds de internationale politiek en de machtige Belgische (en Vlaamse) politieke en economische belangen. Dat sedert kort het politiek ‘establishment’ met de hulp van de belangrijkste Belgische media en van publiciteitsfirma's begonnen is aan een groots opgezet tegenoffensief toont nochtans aan dat de strijd nog niet beslecht is.
De tegenstanders van ‘Brussels DE’, kunnen immers rekenen op een belangrijke bondgenoot: de onafwendbare uitbreiding van de EG tot de EFTA-landen en later Midden-Europa, die een radikale afbouw van het huidig Frans-centralistisch stelsel noodzakelijk maakt. Met 12 leden kan het EG-werkingsmechanisme (9 officiële talen, regel van de eenparigheid, enz.) nog nauwelijks bewegen; met 20 of 22 leden valt het gewoon stil. Het probleem zou ook minder nijpend zijn, ware de Europese burocratie niet zo bedilziek, wat uiteraard de administratie opblaast. Weinig inwoners van Bern laten hun slaap omdat hun stad de bondsadministratie huisvest, zo bescheiden is die. Maar wij zitten nu eenmaal met een Napoleontisch model dat in haar huidige vorm niet verbeterbaar is. Alleen een losse confederatie, die de rijke verscheidenheid van volkeren en culturen, van Dublin tot Tallinn, laat opbloeien, biedt de Europese samenwerking een kans tot overleven. Maar zulk een radikaal nieuwe formule vergt een ander type hoofdstad dan het huidige sterk gecentraliseerde model.
André Monteyne is gemeenteraadslid van Jette, gewezen ondervoorzitter van de Nederlandse Cultuurcommissie van de Brusselse Agglomeratie en voorzitter van het ‘Vlaams Komitee voor Brussel’.
|
|