waarde van het veen. Hij sluit af met een schets van de betekenis van de moernering, zowel voor de betrokken streek als voor het geheel van de Nederlanden. In dit verband komt hij tot de vaststelling dat naarmate in het besproken gebied de turfproduktie afnam, die in de noordelijke Nederlanden aan betekenis won. Evenwijdig aan deze ontwikkeling verschoof naar zijn mening het economisch zwaartepunt in de Nederlanden van Vlaanderen over Brabant naar Holland. Zoals deze streek de turf leverde voor de Vlaamse en Brabantse Gouden Eeuwen, zo leverde later het noordoosten van Nederland de brandstof voor de Hollandse Gouden Eeuw.
In het laatste hoofdstuk worden de landschappelijke gevolgen onder de loep genomen. Hij heeft vastgesteld dat ze in het noorden van het betreffende gebied het meest dramatisch zijn geweest. Door het vergraven van de veenlaag onderging deze streek een aanzienlijke bodemdaling met als gevolg dat ze bij herhaling te lijden had onder overstromingen. Verder is het opmerkelijk dat wie vandaag kennis maakt met dit gebied, er nauwelijks nog sporen zal vinden van de eens zo grootscheepse turfwinning. Met uitzondering van enkele brokstukken, waarvan ‘De Maatjes’ er één is, is in de hele streek geen moer meer te zien.
Het is de grote verdienste van Leenders dat hij erin geslaagd is door middel van deze studie menige leemte in het geschiedkundig gebeuren uit en rond deze streek te vullen. Door zijn manier van werken is een landschappelijke geschiedenisbeschrijving tot stand gekomen die zonder meer indrukwekkend genoemd mag worden.
K.A.H.W. Leenders; Verdwenen venen; een onderzoek naar de ligging en exploitatie van thans verdwenen venen in het gebied tussen Antwerpen, Turnhout, Geertruidenberg en Willemstad (1250-1750) 351 blz. bfr. 850
Besteladres: voor Vlaanderen:
plaatselijk agentschap v.h. Gemeentekrediet.
voor Nederland:
Hoofdzetel v.h. Gemeentekrediet van België
Dienst Verkoop, Passage 44, Pachecolaan 44
1000 Brussel