Neerlandia. Jaargang 96
(1992)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Actuele betekenis van het Vlaams-nationalisme in algemeen-Nederlands perspectief
| |
DemocratieTot voor kort heetten voor vele spraakmakers in België de Vlaams-Waalse problemen - wezenlijk nationaliteitenproblemen - ‘faux problèmes’ en zij die in Vlaanderen op de toepassing van minimale Vlaamse rechten stonden, waren in hun ogen ‘nationalistische heethoofden’, die het land nodeloos in beroering brachten. Inderdaad is het nationalistisch epitheton door de jaren heen, sedert het ontstaan van bewuste volksmassa's vanaf de 18e eeuw, door machthebbers of behoudsgezinden telkens weer als de schuldige voor zowat àlle kwalen aangewezen... Maar de Vlaamsnationalist plaatst zijn streven in de sfeer van rechtvaardigheid, vrijheid en verzet tegen wat de Franse schrijver Camus in zijn ‘Opstandige mens’ genoemd heeft: een wereld van meesters en slaven. Voor de nationalist is het nationale streven een positieve beweging. Het beoogt een wereld van gelijkwaardige, elkaar wederzijds respecterende volkeren, die in volle vrijheid samen voor de toekomst van deze planeet verantwoordelijk zijn. | |
[pagina 8]
| |
Jan Frans Willems, de vader van de Vlaamse Beweging
In het algemeen is het Vlaamse autonomiestreven niet tegen de Waalse gemeenschap als zodanig gericht (al is die vanzelfsprekend Vlaanderens politieke tegenspeler), doch veeleer op het scheppen van een eigen, Vlaamse politieke staatsstructuur. Het nationalistische aanvoelen verwijst allereerst en rechtstreeks naar een collectieve tegenhanger van ‘de opstand der burgers’ (Couwenberg), dat wil zeggen: naar een ontwikkeling in de Westerse beschaving die geleid heeft tot individuele vrijheid en zelfbeschikking en, politiek gesproken, in de Hollandse, Engelse en Franse revoluties haar beslag heeft gekregen. Het is duidelijk dat individuele vrijheid op den duur wel op collectieve vrijheid moet uitlopen; de ‘staten’ zoals die langs dynastieke weg tot stand zijn gekomen moeten in die omstandigheden wel onder sterke druk komen te staan, want van de bestaande staten zijn de meeste niet in een echt, geestelijk vrij plebisciet tot stand gekomen. Hiermee is reeds één essentieel element van het nationalistische streven aangegeven: zijn emancipatorisch en tevens, daarmee rechtstreeks verbonden, zijn principieel democratisch karakter. Democratisch, omdat het de legitimiteit van de macht aan de basis van het volk ontleent, dat wil zeggen: van de (erfelijke) heersersklasse weg naar de massa van het volk die zélf haar nationale lot in handen neemt. | |
VolksgemeenschapBovenstaande gedachtengang verwijst naar twee uiterst belangrijke, doch duidelijk onderscheiden begrippen: ‘Volk’ en ‘Staat’. Populair gezegd hoort men in Vlaanderen nogal eens: ‘Zonder Belgische staat zijn er géén Belgen, doch wél Vlamingen en Walen. Zonder Nederlandse staat zijn er wél Nederlanders, doch geen Rijksnederlanders. ‘Evenzo achten vele Vlamingen zich leden van de Nederlandse (cultuur)gemeenschap - ook zij bewonen de Nederlanden en spreken Nederlands - al kunnen zij niet tot de Rijksnederlanders gerekend worden. Het onderscheid tussen ‘volk’ en ‘staat’ komt o.m. voort uit het feit dat de emancipatie van de volksmassa's in de 18e eeuw een verwijdering heeft veroorzaakt van de dynastieke, door de vroegere heerserselite opgebouwde staatsconstructies. Vooral sedert de 19e eeuw ervaren massa's zich als één geheel (cfr. Le Bon!) staande tegenover de staatsinstelling, die immers vaak het symbool van de gehate heersers is. Doet zich een verwijdering tussen ‘volk’ en ‘staat’ voor, dan sluiten zich de volksmassa's zelf op hun beurt hechter aaneen. Het ontstaan van de Romantiek in de 19e eeuw, nà de ‘opstand der burgers’, was heus geen toeval. Mensen sluiten zich nauwer bij elkaar aan, naarmate zij zich meer met elkaar verwant voelen. Taal- en historische romantiek spelen in deze processen een niet te onderschatten rol. Niemand betwist thans nog dat de Romantiek in de Vlaamse ontvoogding van essentiële betekenis was. Op deze wijze verschijnt het begrip ‘volk’, dat in het jargon van de nationalist een centrale plaats inneemt. ‘Zich tot een etnische groep rekenen’, zegt E. Roossens, ‘verschaft iemand geborgenheid, een thuishavengevoel, een gevoel van behoren tot, een zekerheid dat men zijn oorsprong kent, dat men verder kan leven in de jongere generaties van zijn volk.Ga naar eind3. Vanzelfsprekend koppelt dit gevoel van toebehoren de mens veeleer aan zijn volk dan aan een vaak als totaal vreemd ervaren ‘staat’, en dit laatste des te meer, wanneer het volk in kwestie van een multinationaal staatsgeheel deel uitmaakt. Achteraf bekeken was het dus te verwachten dat er een Vlaams identiteitsbesef zou groeien en dat de Belgische staatsidentiteit gaandeweg zou wegdeemsteren. Met ups en downs lijkt dit Vlaamse identiteitsbesef alleen nog maar te kunnen groeien - zelfs als Vlamingen zichzelf ‘Belg’ noemen bedoelen ze vaak ‘Vlaming’ (Ik hoorde onlangs iemand zelfs over ‘Vlaams geld’ praten: hij bedoelde Belgische francs.) De Belgische identiteit lijkt voor de Vlaamse geen wezenlijk gevaar meer in te houden - behalve in Brussel, dat gevaar loopt uit Vlaanderen losgehaakt te worden. Eigenlijk kan alleen een massieve europeanisering vanuit Brussel de integriteit van de Vlaamse identiteit nog echt bedreigen. Daarmee is niet gesteld dat ook het nationale aanvoelen niet aan evolutie onderhevig zou zijn. ‘Volksgemeenschap’ en ‘taalgemeenschap’ blijken in een wereld van algehele interdependentie steeds meer met elkaar overeen te komen, zeker in de geseculariseerde Westerse wereld. ‘Naties’ hebben de neiging steeds meer ‘cultuurnaties’ te worden en het is typerend dat Vlaanderens belangrijkste politieke commentator, Manu Ruys, onlangs in één van zijn stukken voor het eerst de term ‘taalnationalisme’ gebruikte. Ik verwijs eveneens naar een bijdrage in ‘De Standaard’ van de Gentse hoogleraar Herman Pauwels, die o.m. schreef: ‘Europa moet een structuur krijgen, waarvan de taalgroepen de bouwstenen zijn. Zij moeten een grote autonomie bezitten, zij moeten het grootste deel van | |
[pagina 9]
| |
de uitvoerende macht en dus het budget, controleren.’Ga naar eind4. Dat is het nationalisme zoals het in Vlaanderen leeft, geformuleerd door een als links bekend staande intellectueel. Dit citaat belicht tevens het Vlaamse ‘heel-nederlandse’ streven. Want het ligt in de lijn der dingen dat Vlaanderen en Nederland elkaar over enige tijd zullen vinden. Al was het maar omdat gemeenschappelijk verzet tegen een steeds opdringeriger Europese Gemeenschap lonender is. | |
Nationalisme en imperialismeWaar de nationalist op uit is, is de handhaving van zijn identiteit als individu en als lid van zijn volk, en ipso facto ook de handhaving van de evoluerende identiteit van zijn volk. De nationalist wil dus dat de bewoners van de Nederlanden, Vlamingen én Rijksnederlanders, Nederlanders blijven en niet onherkenbaar opgaan in een Europese mengpotcultuur. Dit verlangen is dus een positieve gerichtheid ten aanzien van de eigen ontwikkeling. Zo het nationalistisch streven al ‘tegen’ iets gericht is, verzet het zich tegen heersersgroepen en -klassen. De grondslag van het nationalistische streven blijft steeds: het handhaven van de identiteit van de nationale groep. Charles Rogier (1800-1885), liberaal staatsman die het Nederlands in België wilde uitroeien.
Zo wordt in Vlaanderen de actie van een aantal (machtige) franstaligen om het van oudsher Nederlandse Brussel - er wonen vandaag nog steeds zo'n 200.000 Nederlandstaligen, al manifesteren die zich niet altijd als zodanig - totaal te verfransen, als puur imperialisme ervaren, waartegen verzet rijst. Het is historisch aangetoond dat de toeleg van de bestuurders van de jonge Belgische staat in de 19e eeuw was: de verfransing van Vlaanderen. Toen in 1830, na de afscheiding van België, bleek dat de aansluiting bij Frankrijk door de mogendheden niet werd toegestaan, verklaarde Charles Rogier dat het voor een goed bestuur noodzakelijk was te ‘détruire l'élement Germanique en Belgique’, dus: het Nederlands in België uit te roeien. Dit is bewuste culturele en etnische genocide, dit is: de wil om het wezen van de in een bepaald territorium levende bevolking aan de willekeurige verlangens van de op dàt ogenblik heersende groep aan te passen. Deze aanslag op de authenticiteit roept bij bewust geworden volksmassa's verzet op, omdat die immers niet langer bereid zijn zich als culturele kameleons te gedragen, zich schikkend naar de wisselende verlangens van wisselende heren. Het nationalisme manifesteert zich dus als een vorm van etnische zelfverdediging, tevens verzet tegen willekeurige manipulatie door de leiders van een vaak als vreemd ervaren staat. Dat is wat ànders dan primaire haat. Extremistische groepen worden vaak ‘ultra-nationalistisch’ genoemd. Maar is hier wel ‘nationalisme’ in het geding? Want de identificatie van een individu met een natie verschaft hem zekerheid en zelfbevestiging. De ervaring deel uit te maken van een grotere staatkundige eenheid kan daarom meer veiligheidsgevoel opleveren. Velen puren een grote dosis zelfvertrouwen uit het feit dat ze werknemer zijn van een groot, internationaal gerenommeerd bedrijf, al zal hun persoonlijkheid in een kleinere organisatie ongetwijfeld beter tot haar trekken komen. Labiele persoonlijkheden met grote behoefte aan zelfbevestiging zijn daarom gemakkelijke prooien voor op expansie beluste politici, die actiegroepen nodig hebben. Het nationale is makkelijk moliliseerbaar en daarom ook gemakkelijk te misbruiken. Maar niet het feitelijk bestaan van de natie als zodanig is de oorzaak van het kwaad. Het is dus zinloos de natie te willen afschaffen om oorlog uit te bannen. Men zou dan ook de religie en wellicht ook de ondernemingsgewijs georganiseerde economie moeten afschaffen. Ontegenzeglijk onterecht is de uitspraak van (o.m.) J. van Putten als zou voor de nationalist het eigen volk, de eigen natie of het vaderland het voorwerp van de hoogste loyaliteit zijn.Ga naar eind5. Dit geldt om te beginnen al niet voor het Vlaams nationalisme. De nationalist beoogt, ter beveiliging van de culturele en etnische identiteit van zijn volk, het scheppen van de noodzakelijke, passende machtsmiddelen. Die lijken vandaag nog steeds gezocht te worden in een eigen staat, dus de Vlaamse staat, in de volle zin van het woord. Waarbij dan evenwel beseft wordt dat de vestiging van de eigen staat het risico oproept een nieuwe spanning te creëren tussen dat eigen volk en die staat. Want al bedoelt de nationalist het scheppen van een instrument in handen van de volksge- | |
[pagina 10]
| |
Een van de vele betogingen voor óók een Nederlandstalig Brussel.
meenschap, heel vaak ontglipt dat instrument hem, om nadien een eigen bestaan te gaan leiden. Veel nationalisten beseffen vandaag - er is op dit punt onmiskenbaar sprake van een gunstige evolutie binnen het nationalistische denken - dat de eigen natie en nog minder de eigen staat het voorwerp van àlle of zelfs de hoogste loyaliteit is. Het begrip ‘gedeelde soevereiniteit’ vindt daarbij ingang. Wat dit betreft kijkt men in veel nationalistische kringen eigenlijk verder dan het stroeve, klassieke staatsdenken dat ook in Europese topkringen rondwaart.Ga naar eind6. Een moderne Vlaamse nationalist aanvaardt dat hij horig is aan de Taalunie - met daarin opgenomen Suriname! -, een Atlantische militaire solidariteit en een politieke wereldgemeenschap. | |
Rationeel nationalismeEr bestaat zoiets als een ‘redelijk nationalisme’. Een nationalisme dat, kort gezegd, alvast drie fundamentele kanttekeningen bij elk nationalistisch streven maakt. Ten eerste: de ‘Staat’, nagestreefd door het nationalisme, blijft een instrument, een relatief gegeven, dat in handen van de gemeenschap van concrete, levende mensen moet blijven. Dat is de fundamenteel democratische dimensie van het nationalisme. Zodoende wordt verklaard dat het Vlaams nationalisme, hoewel het de vestiging van de eigen Vlaamse staat wil, toch de gedachte levendig houdt dat diezelfde Vlaamse staat ooit, in een verder gelegen toekomst, in een bredere Nederlandse entiteit zal opgaan. Hier | |
[pagina 11]
| |
blijkt dan het verlangen naar de cultuurnatie. Vele Vlamingen, waaronder schrijver dezes, dragen het recente initiatief waarbij een conferentie van nederlandstalige landen werd ingericht, een warm hart toe. Zulke initiatieven brengen immers de droom van de éne Nederlandse cultuurnatie een stuk dichter bij haar verwezenlijking. Ook de Vlaamse staat is dus slechts een middel op weg naar een verder gelegen doel. Ten tweede staat de volksgemeenschap in een specifieke verhouding tot de wereldgemeenschap: ze is er een deel van, bron van oorspronkelijke legitimiteit en origineel rechtssubject, doch wel slechts een déél, en ze vormt tevens een krachtig verweermiddel tegen de massificatie en de vervreemding in en door een wereldstaat. Ik verwijs daarvoor naar mijn ‘cultuur van het simplisme’.Ga naar eind7. Ten derde is de natie te zien als een menselijk project, dat door de leden van een volk aangevat wordt en dat binnen de wereldgemeenschap van volkeren een eigen, specifieke bijdrage aan de wereldcultuur wil leveren en daartoe het recht én de middelen opeist. Zich laten verengelsen staat dus gelijk met het verzaken aan zijn plichten ten aanzien van de wereldgemeenschap. Zodoende hebben we niet eens het recht ons te laten verengelsen! De zelfbeschikking, waarop een volk aanspraak maakt omvat dus niet alleen een ‘recht’, doch schept in gelijke mate ook plichten. Het nationalisme wordt zo een positieve kracht, die de eigen identiteit als volk als een waarde op zichzelf, doch wel gericht op en een aanvulling t.o.v. andere gemeenschappen, ervaart. Uiteindelijk is zelfs de Nederlandse cultuurnatie geen louter staatkundig doel. Deze houding werpt een wrang licht op het toenemend centralisme van de E.G., die steeds meer dreigt te gaan lijken op een hernieuwde uitgave van de oude, imperiale rijken in Europa en waartegen in Vlaanderen groeiende argwaan heerst.Ga naar eind8. Vanuit diezelfde positie dienen vragen geplaatst te worden bij het gedrag van iemand als minister Van den Broek, die in E.G.-verband zijn nochtans officieel erkende Nederlandse moedertaal haast nooit gebruikt. Wellicht onbewust helpt hij daarmee aan de groeiende achterstelling binnen de E.G. van de minder grote taal- en cultuurgemeenschappen. Men schijnt in die milieu's maar niet in te zien dat op die wijze revendicatiebewegingen onvermijdelijk zijn.Ga naar eind9. | |
IrredentismeHet ziet ernaar uit dat het optreden van vroegere staatslieden die vaak hele volkeren over verscheidene staten ‘verkaveld’ hebben, eigenlijk om nationaal irredentisme geroepen heeft. Het is voor een nationalist vanzelfsprekend dat datgene wat cultureel en etnisch samenhoort, ook politiek bijeen hoort. De politiek moet de gemeenschap immers ten dienste staan. Cultuur komt voor staatkunde, zoals het hogere steeds het lagere moet voorafgaan. Klaarblijkelijk ligt trouwens de drang tot (weder)aan-eensluiting erg diep, te oordelen naar het telkens weer ontstaan van irredentisme-bewegingen. Deze zijn des te sterker naarmate de verbrokkeling van de gemeenschap van recentere datum is. Maar zelfs als de scheiding ouder is blijft het irredentisme leven. De aanwezigheid van Frans-Vlamingen bij de genoemde conferentie van Nederlandstaligen in Brussel is veelzeggend. Men kan het collectieve saamhorigheidsgevoel dat aan het nationale eigen is niet ongestraft kwetsen. En zo wordt ook verstaanbaar waarom de ‘middelgrote mogendheid’-gedachte van Paul MaasGa naar eind10. in vele Vlaamse kringen op sympathie stoot. Het instrumentele karakter van het staatsapparaat brengt met zich mee, dat zulk een apparaat vervangen kan worden wanneer dat voor het belang van de volksgemeenschap nodig is. Hoe dat moet geschieden valt buiten de onderhavige discussie en de suggesties van P. Krug in zijn ‘Nationalisme en Nationaliteiten in Oost-EuropaGa naar eind11. bieden in een aantal gevallen zinvolle perspectieven. Vast staat dat het probleem van het irredentisme veel minder stekelig zou zijn, indien de staatsgrenzen als minder onaantastbaar zouden worden beschouwd en etnische of volksgrenzen principieel op staatsgrenzen voorrang zouden genieten. Door alle twistpunten heen is deze gedachte algemeen aanvaard in het Vlaams nationalisme. Het is evenwel typerend hoe in het westerse juridische denken wel aan staten sinds lang rechten worden toegekend, doch nauwelijks aan volken. | |
Tot besluitHet onuitgesproken denkpatroon te schetsen dat bij (een deel van) een volk leeft, blijft steeds een hachelijke onderneming. In deze bijdrage werd evenwel gepoogd het nationalistische aanvoelen zoals dat thans in vele, ook betere, Vlaams-nationale kringen leeft, onder woorden te brengen. Hopelijk draagt dit bij tot een verdere toenadering tussen de twee hoofdcomponenten van de nog steeds verdeelde Nederlandse cultuurnatie. Voor sommige Noordnederlanders blijkt het Vlaams nationalisme immers nog steeds onder verdenking te staan. Maar het kleine Vlaanderen voelt te goed aan wat het spinnewebmodel van prof. H.W. Tromp (pluralisme, gebaseerd op internationale interdependentie) in de praktijk betekent.Ga naar eind12. Staten en volkeren zijn dermate onderling afhankelijk, dat hun onderlinge verhouding veel weg heeft van een spinneweb. In zo'n web van relaties is de oorlog ter beslechting van onderlin- | |
[pagina 12]
| |
ge meningsverschillen in hoge mate disfunctioneel. Naarmate de samenstellende delen elkaar meer nodig hebben, zal het web hechter zijn. Daar kleinere natiestaten meer van elkaar afhankelijk zijn, zijn zij in het algemeen boven de zeer grote gehelen te verkiezen. Nationalisme kan dus tot de wereldvrede bijdragen. De culturele, algemeen-Nederlandse dimensie die het Vlaams nationalisme steeds krachtig in zich droeg, is een bijkomende garantie tegen een verabsolutering van het nationale streven. Hoewel het Vlaams nationalisme de feitelijke opdroging van de Belgische staat impliceert, beoogt het niet de schepping van nieuwe ‘onaantastbare’ grenzen. Het zoekt naar een inpassing in een algemeen-Nederlandse culturele ruimte, die zelfs uitdrukkelijk buiten-europese dimensies heeft. Het is dàt wat staatkundig vorm moet krijgen. Men constateert dat ook de pas onafhankelijk geworden Baltische volkeren, net als Slovenië, hun plaats in een ruimer geheel zoeken. Ook voor hen dus lijkt de tijd dat ‘nationalisme’ synoniem was voor ‘onverdraagzaam isolationisme’ en ‘expansionisme’ steeds verder de geschiedenis in te schuiven. Dit soort absolutistisch denken is verbonden met het vóár-revolutionaire, imperiale, multinationale denken. Daarom hoeft ook Vlaanderen voor zijn nationalisme niet beschaamd te zijn. Het kan boosaardige verwijzingen naar het nationaal-socialistische tijdperk hooghartig wegwuiven. Als het vrijheidsstreven in Oost-Europa terecht beroep kan doen op de sympathie van talloze, ook Noordnederlandse, belangstellenden, dan mag het vredelievende Vlaams nationalisme met evenveel recht op diezelfde sympathie aanspraak maken. |
|