Vlaanderen.
Vlaamsche toestanden.
XXI.
In een kort bericht, verschenen in het vorig nummer van dit maandblad, is medegedeeld, dat het bestuur van de groep Vlaanderen tot de samenstelling heeft besloten van een commissie belast met het bestudeeren der middelen, welke kunnen worden aangewend, om het uitzicht der Vlaamsche steden zooveel mogelijk van het vreemde vernis te ontdoen, dat er, trots den vooruitgang van de ontvoogdingsbeweging der Vlamingen, nog steeds bovenop ligt. En hiermede is, in de eerste plaats, bedoeld, den strijd aan te binden tegen de in vreemde talen - en vooral in het Fransch-gestelde uithangborden en opschriften, welke bij den bezoeker van het Vlaamsche land wel degelijk den indruk moeten wekken, dat een aanzienlijk deel van het Vlaamsche volk niet alleen Fransch spreekt, maar tot in de minste uitingen van het dagelijksch leven ontvlaamscht is.
Wandel maar eens over de De-Keyserlei en de Meir te Antwerpen - de meest Vlaamsche van de groote Vlaamsche steden - tel de uithangborden, die in onze taal en die, welke in het Fransch zijn gesteld en ge komt tot het besluit, dat nog zelfs niet vijf ten honderd ervan werkelijk Nederlandsch (of Vlaamsch) zijn. Nu is de verhouding ongetwijfeld andersom in de minder in het midden gelegen stadsdeelen, maar de vreemdeling komt daar slechts zelden en gaat meestal heen met den indruk, dat het huidige moderne Antwerpen een half Vlaamsche, half Fransche stad is, welke indruk nog versterkt wordt door de tweetaligheid der straatnamen en ambtelijke berichten, uitgaande van het stedelijk bestuur.
Dit geldt trouwens ook voor Gent, voor Leuven en andere belangrijke plaatsen van de Vlaamsche landstreek, waar de deftige winkelstand - in vele gevallen meer uit sleur dan uit vijandigheid tegenover de volkstaal - een Nederlandsch uithangbord nog altijd als iets minderwaardigs blijkt te beschouwen. Zoover gaat het met deze sleur, dat zelfs strijdende Vlaamsche nationalisten zich er niet van weten te bevrijden en bij feestelijke gelegenheden - het mogen uitzonderingen zijn, maar uitzonderingen, die dan toch een toestand teekenen - de Vlaamsche leeuwenvlag wappert aan den gevel van een ‘Patisserie de la Grand' Place’ of een ‘Restaurant de la Gare’.
Op jaarbeurzen en tentoonstellingen van handel en nijverheid, niet enkel te Brussel maar ook elders in het Vlaamsche land gehouden, zijn opschriften op door firma's uit Vlaanderen bezette inzendingen - eenige Vlaamsche ondernemingen, waaronder ook vrij groote, niet te na gesproken - slechts af en toe ook in het Nederlandsch gesteld terwijl, (het dient erkend) bij in België vertegenwoordigde Nederlandsche firma's, vooral in de laatste jaren, een onbetwistbare kentering ten bate van het gebruik der eigen taal, welke ook de taal is van 4 millioen Vlamingen, valt waar te nemen.
Wat de meeste Belgische ondernemingen nog niet blijken te hebben begrepen: dat het in hun eigen voordeel is, zich tot de Vlaamsche klanten in de taal van deze klanten te richten, heeft de meerderheid der in België uitvoerende Nederlandsche firma's wel degelijk goed ingezien, al is natuurlijk ook alles in dit opzicht nog niet volmaakt en heeft ook Nederland - in Nederland zelf trouwens - zijn confiseurs, tailors, enz. die, ten behoeve van hun Nederlandsche klanten, in meestal bespottelijk slecht Fransch of Engelsch adverteeren.
Borden als die, welke, voor den oorlog, door de zorgen van het A.N.V., langs de spoorbaan tusschen Esschen en Antwerpen, waren geplaatst en waarbij de Nederlandsche reizigers werden aangespoord in het Vlaamsche deel van België steeds de Nederlandsche taal te gebruiken, zullen, zelfs voor diegenen onder de Noord-Nederlanders, die alleen voor het zaken doen blijken te leven, overbodig zijn geworden, wanneer iedere Nederlandsch prekende bezoeker te Antwerpen, Gent, Mechelen, Leuven, Brugge en zelfs Brussel, aan de uithangborden en opschriften zal zien, dat hij met zijn eigen taal, in alle winkels en koffiehuizen terecht komt. Mag men het hem wel zóó kwalijk nemen, als sommigen het doen, wanneer hij, niet geheel op de hoogte zijnde van de Vlaamsche toestanden, het laagje Fransch vernis, dat hij ontwaart, voor goede waar gaat houden en al eens, in een Vlaamsche stad, waar de winkelstraten vol Fransche uithangborden hangen, met zijn mond Fransch meent te moeten uitpakken? In Vlaanderen toch is het moeilijker dan waar ook, zijn en schijn van elkaar te scheiden.
De commissie, waarvan bij den aanvang van dit stuk gewaagd wordt, kan ongetwijfeld, veel bijdragen tot de verhooging der stoffelijke en zedelijke welvaart van het Vlaamsche volk. Samenwerking met het Vlaamsch Economisch Verbond is daarbij ten zeerste gewenscht, wil men op vasten grond bouwen en voortbouwen, maar medewerking van alle bewuste Vlamingen en ook van in het Vlaamsche land verblijvende Nederlanders zal tevens, en vóór alles, een hoofdvereischte blijken. Er moet door middel van plaatselijke ondercommissies van enkele personen, mede op grond van de taalstatistieken, duidelijk aan de handelaars en nijveraars bewezen worden, dat zij, door hun in een vreemde taal gestelde uithangborden, opschriften en aankondigingen slechts een heel klein deel - in sommige steden niet meer dan 2 tot 5 ten honderd - van de bevolking bereiken en dus hun eigen handel en nijverheid schade berokkenen met het niet gebruiken van de taal der streek, stad of gemeente, waar hun afzetgebied is gelegen. In sommige gevallen zou de commissie als vraagbaak kunnen dienen voor het bezorgen van deugdelijke Nederlandsche teksten voor opschriften enz. en zelfs daar, waar het eerste begin van ver-