Rubens Wereldburger maar Vlaming.
Dr. Maurits Sabbe vertelt in Het Laatste Nieuws dat Rubens, ofschoon hij als kind van zijn tijd het latijn voor het belangrijkste voertuig der wereldgedachten hield en deze taal sprak en schreef in zijn schooljaren; ofschoon hij zeer vertrouwd was met Spaansch, Fransch en Italiaansch en in al die talen brieven heeft geschreven, de volkstaal van zijn land eerde en liefhad.
‘Het is zeker, dat Rubens de verplichting om Latijn te schrijven als iets onaangenaams beschouwde. Hij kon zich in die taal vrij niet laten gaan tot de spontane uitdrukking van zijn gevoel. Daarvoor verkoos hij zijn eigen 'goet duyts’.
En als Rubens ‘goet duyts’ schrijft, dan is hij vaak geestig en malsch van toon. Wij zien hem dan in een gul, zonnig licht, dat de sympathiekste hoekjes van zijn karakter laat ontdekken. Hoe volksch vroolijk is de toon, waarop hij, eenige weken voor zijn dood (9 Mei 1640), Lucas Fayd'herbe ook in ‘goet duyts’ geluk wenscht met zijn huwelijk: ‘Ick hebbe seer gheyrne verstaen dat Ul. op meijdag den mey geplandt heeft in Ul. alderlieftens hof, ick hope dat hij wel sal gewast hebben ende vruchten sal voortbrengen tot sijnder tijt ‘(Fayd'herbe was op den eersten Mei getrouwd.))
Rubens stelde belang in Nederlandsche gedichten en prees de dichtgave van Anna Roemers, met wie hij bevriend was.
De enkele aanhalingen, die dr. Sabbe geeft, spreken voor zichzelf. Rubens was trotsch op zijn Vlamingschap. ‘La Flandra nostra carissima patria!’ (Vlaanderen ons dierbaar vaderland) schreef hij aan Duquesnoy. Hij hield van zijn taal en schaamde zich niet, ze te gebruiken. En dat belette hem niet een model-wereldburger te zijn, zoo besluit dr. Sabbe, die terecht toelichting overbodig acht bij een zoo voortreffelijk voorbeeld van den genialen kunstenaar.