Redding van een Dietschen Tak.
Vijfhonderd Boerenfamilies staan (stonden?), naar de Tel. bericht heeft, aan den Noordoever der Kumene, de rivier die Angola van het Zuidwestmandaatsgebied scheidt. Zij verzochten aan de Zuidafrikaansche regeering, toegelaten te worden tot het - onontgonnen - kaskoveld, waar zij zich willen vestigen.
Portugeesch West-Afrika (Angola) was de eerste Nederlandsche nederzetting in Afrika in de 17e eeuw. Wie te Sâo Paolo e Loanda, de hoofdstad, aan wal stapt, ziet aanstonds een verwaarloosd, sinds eeuwen ongebruikt, gebouw: de oudste Nederlandsche kerk op Afrikaanschen bodem. In de onmetelijke wildernissen van het binnenland huizen nog, naar het genoemde blad vertelt, een groot aantal Afrikaansche Boerengezinnen, welker namen als de Wet, Steyn, van Heerden ons bekend klinken. Die duizenden stamgenooten van het Dietsche ras verkeeren in nood.
De moeilijkheden dezer verarmde kolonie zijn schier onoverkomelijk, ook, omdat naar het schijnt, zelfs hun rechten op hun boerderijen niet worden erkend.
Zij vinden vrijwel geen afzet voor hun producten, en lijden groote verliezen door aanhoudende rooftochten van inboorlingen, waartegen zij volgens den berichtgever hoegenaamd geen bescherming kunnen verkrijgen.
Het is te hopen, dat het verzoek dezer Boeren kan worden ingewilligd en aldus een tak van den Dietschen stam van den ondergang kan worden gered. Wie weet, welk een kostbare aanwinst deze beproefde kolonisten zouden zijn voor de blanke bevolking van Zuid-Afrika, die erkend te gering is tegenover het toenemende aantal kleurlingen.