Dr. Kiewiet de Jonge 80 jaar.
De hulde, in het Octobernummer van Neerlandia onzen tachtig jarigen eerevoorzitter gebracht door een veelstemmig koor, is op den verjaardag zelf te Hilversum voortgezet, o.m. door afgevaardigden van het Hoofdbestuur. De heer De Kanter, bood den gouden eerepenning van het A.N.V. aan. Ook andere oud-medewerkers van den jubilaris getuigden van hun grooten eerbied voor den hoofdleider der Grootnederlandsche beweging, o.a. mevr. Veen - Brons en Dr. Schepers, de laatste in dichtvorm.
Zeer talrijk waren de bewijzen van vriendschap en waardeering, uit binnen- en buitenland ontvangen; van personen en afdeelingen, en de vriendelijke Hilversumsche woning geleek een bloementuin.
De beteekenis van dezen gedenkdag blijkt het best, niet uit lange verslagen, maar uit den brief, dien het Hoofdbestuur van zijn eerevoorzitter mocht ontvangen en waaraan het volgende is ontleend:
‘Gij hebt mij op mijn 80sten verjaardag zoo bedacht, dat ik verlegen ben met het bedanken, nu schriftelijk, den dag zelf na de hartelijke toespraak van Uw Voorzitter, mondeling. Zulke woorden als hij sprak, zulke geschenken als zijn woorden vergezelden of waren voorafgegaan, de gouden Verbondspenning, deprachtige mand bloemen, ze maken iemand, die aandoeningen van alle kanten moest verwerken, stil, vooral in het bewustzijn, dat het eerbewijs over alle medewerkers aan het Verbond zou moeten worden verdeeld. Ik heb dan ook, hoe gelukkig met Uwe weldadige hulde, in groote bescheidenheid haar ontvangen en verwerkt. Maar innig heeft mij verheugd de tegenwoordigheid van zoo velen Uwer, aan wie persoonlijk ik mijn dank zal brengen, bekende gezichten, die mij altijd voor oogen staan, als ik denk aan mijn tijd van medewerking in ons Verbond. Dat naast dezen zoo vele anderen waren gekomen om mijn vrouw en mij de hand te drukken, die zelf ook met eere konden terugzien op hun staat van dienst in Hoofdbestuur of Groep, dat deed mij goed. Nog is er voor mij een verleden en een heden, die ik met helder bewustzijn zie samenvloeien en die mee zullen dragen, zoolang ik heugenis zal blijven houden, de beelden van hen, die zijn heengegaan uit het leven, naast die van hen, die thans nog om