Vlaanderen
Uit Vlaanderen.
Door de zorgen van den penningmeester van de Zuid-Nederlandsche groep, den heer Eg. De Backer, zullen de bijdragen - voor 1901 - van de beschermleden en van de leden die meer dan de minimum-bijdrage betalen in de eerste dagen van Januari geïnd worden.
Wij verzoeken onzen geachten medeleden een goed onthaal voor te behouden aan het kwijtschrift dat hun door de Post zal aangeboden worden.
* * *
Het dagblad le Petit Bleu van Brussel, heeft in België een denkbeeld willen verwezenlijken, aangeprezen door Le Matin van Parijs: aan H.M. Koningin Wilhelmina bij gelegenheid van haar huwelijk een geschenk aanbieden, dat zou gelden als een blijk van de hooge waardeering van de volkeren voor hare moedige houding gedurende gansch den Engelsch-Transvaalschen oorlog, houding, die zoo gunstig afsteekt bij die van de overige Staats-hoofden. Le Petit Bleu, die zelf gedurende den ganschen oorlog, met onversaagden moed, het goed recht van de Boeren heeft verdedigd, heeft een inschrijving geopend, opdat de Belgen gelegenheid zouden hebben hulde te brengen aan de jonge Koningin. We kunnen niet genoeg de leden van groep B aanzetten om toch bij dat huldebetoon niet ten achter te blijven. Gelden daarvoor aan 't Secretariaat toegezonden zullen we gaarne aan het doel doen beantwoorden.
* * *
Tegen alle verwachting is de werkman Jan Michiels, die in hooger beroep kwam van de hem opgelegde boete (zie Neerlandia Nov.), ondanks een schitterende verdediging door Mr. Prayon van Zuylen, toch andermaal veroordeeld geworden. Aan zijn schuld schenen de rechters a priori weinig te twijfelen, daar een paar onder hen, gedurende het betoog van Mr. Prayon, dat de werkman onschuldig was, met elkaar aan 't praten waren, zoodat de advocaat op een gegeven oogenblik zweeg en den Voorzitter, op dezes vraag of hij gedaan had, antwoordde: ‘Neen, doch ik wacht, tot het het Hof believen zal naar mij te luisteren.’
Het blijft dus een feit: een werkman, beschuldigd te hebben geroepen: ‘Hoe! Hoe!’ tegen de artilleristen, die zelf de volksmanifestatie hadden uitgelokt, loopt een boete van 30 fr. op. Majoor Stassinet, die een onderhoorige uitscheldt voor ‘Sale jésuite’ (weeg de twee uitdrukkingen tegen elkaar) blijft ongestraft.
* * *
Aan den Volksvertegenwoordiger Bethune, die hem vroeg, of nu eindelijk de wet op 't gebruik van het Nederlandsch bij de Burgerwacht ongeschonden zou toegepast worden, antwoordde Minister de Trooz in de Kamer, dat nu alle reglementen in het Nederlandsch bestonden; dat er dus geen geldige reden meer was om de wet niet toe te passen.
We zijn benieuwd te zien, wat Majoor Stassinet nu zal doen.
* * *
In België wordt ieder tien jaar een volkstelling gehouden. Onder de inlichtingen, welke de Belgen alsdan moeten geven op het hun daartoe aangeboden formulier, komt een vraag omtrent de gesproken taal. Ieder Belg moet opgeven, welke onder de landstalen hij spreken kan: Fransch, Vlaamsch of Duitsch. Volgens de gevallen, moeten de betrokken personen verklaren, dat ze Fransch en Vlaamsch, Fransch en Duitsch, Vlaamsch en Duitsch, of Fransch, Vlaamsch en Duitsch kunnen spreken.
De heer Rosseeuw heeft hieromtrent aan den Minister de vraag gesteld of de stelselmatige voorrang in dit formulier aan het Fransch gegeven en het achterwege blijven van een vraag betrekkelijk de moedertaal van den betrokken persoon, niet van aard waren den uitslag van de volkstelling te vervalschen.
Immers: Vlamingen spreken Vlaamsch (Nederlandsch), Walen spreken Waalsch (Fransch); maar zeer vele Vlamingen kennen Fransch, zeer weinig Walen kennen Nederlandsch. De laatste volkstelling heeft aangetoond, dat er in België veel meer personen zijn die uitsluitend Nederlandsch spreken dan die uitsluitend Fransch spreken en daar verreweg de meeste personen, die de beide talen Fransch en Nederlandsch kennen, Vlamingen zijn, bewijst die laatste volkstelling, dat de groote meerderheid van de Belgische bevolking Vlamingen zijn.
Doch, wanneer de gegeven inlichtingen onoprecht zijn - L'Ame Wallonne en andere franskiljonsche bladen raden de Walen aan in geen geval te verklaren, dat ze Nederlandsch kennen, - dan kan aan den uitslag van de volkstelling een geheel vervalschte beteekenis gegeven worden.
Op de vraag van den heer Rosseeuw heeft de Minister geantwoord, dat de voorrang in bovengemelde opsomming aan het Fransch gegeven, van geen beteekenis is en hoegenaamd niet medebrengt, dat de eerste van de opgegeven talen, die is, welke de aangever gewoonlijk spreekt. De volkstelling zal alleen het getal vaststellen van de Belgen, die een, twee of drie van de in België gesproken talen kennen. De tijd ontbrak om nieuwe formulieren te doen drukken, die vragen zouden, welke de moedertaal van den aangever is: reeds 3.000.000 formulieren waren naar de verschillende Belgische gemeenten gezonden.
* * *
Den eersten December greep te Brussel een feestmaal plaats, door de Belgische burgerwachten (schutters) aangeboden aan Prins Albrecht en Prinses Elisabeth bij gelegenheid van hun huwelijk. Minister de Trooz zat voor. Tijdens het feestmaal zijn uit verschillende Vlaamsche gemeenten (ook uit Verviers) telegrammen aan den Voorzitter gezonden geworden, waarin hulde gebracht werd aan het jonge paar, maar waarin tevens de wensch werd uitgedrukt, dat voortaan de wet op het gebruik van het Nederlandsch bij de Burgerwacht stipt zou nageleefd worden. De Minister heeft zich wel gewacht de telegrammen mede te deelen.
* * *
In het November nummer van Van Nu en Straks heeft de heer Gust. Vermeylen een zeer lezenswaard artikel geschreven over ‘Vlaamsche en Europeesche Beweging.’ Hij bestrijdt er Cyriel Buysse in, die de flaminganten beschrijft als bekrompen dwepers, die hun volk van de wereldbeschaving willen afzonderen. Hij breekt den staf over achterlijke elementen in de Vlaamsche Beweging, die er mogelijk wel zijn, die scherp zouden gekant zijn tegen al wat Fransch is, omdat het Fransch is; die de Vlaamsche Beweging zouden willen inkrimpen tot den taalstrijd op zijn smalst, zonder in te zien, dat hij slechts een middel is en geen doel en dat het hier zaak is: een beschaving in 't leven te roepen of te houden. Zulke elementen gaan vanzelf ten onder. Andere flaminganten zijn er volgens den heer Vermeylen, die wel ijveren voor een Vlaamsche wedergeboorte, maar niet bevroeden, dat er thans geen hooge nationale kultuur meer bestaan kan, die niet tevens Europeesch is. Die zouden dan willen dat we ‘enkel op ons eigen verleden zouden moeten voortbouwen.’
Doch de heer Vermeylen meent, dat het nu hoog tijd is, om eens bepaald af te breken met al die Vlaamsche leeuwen en ander klatergoud, dat goedendag gezwaai, de schim van Breydelde-Coninc-Artevelde en al het wraakgetier, dat er rond brult. Als eindterm daarvoor stelt hij 1902 om dan eens al die onweerstaanbare muurbrekers en ijzerbijters van Klauwaerts te laten uitlawaaien en hun bombarie losbreidelen, dat de bergen er van beven in 't wufte Zuiden, de Franschman in zijn hol kruipt. ‘Wat hebben wij met dat verleden te maken? Wij thans, wij zelf willen geschiedenis zijn.’ Dan wijst hij er op, dat we thans voor heel wat anders strijden en herinnert er aan, dat Brugsche Metten en Guldensporenslag episoden zijn uit een klassenstrijd en niet uit een rassenstrijd.
Maar omdat er die flaminganten zijn, krijgt Buysse bij den heer Vermeylen nog geen gelijk. We moeten beschavingsmenschen zijn, ‘maar daarom moeten we eerst en vooral iets zijn.’ En zoolang