Zuid-Afrika
Christiaan de Wet.
Welk een man! Welk een figuur! Vooral tegenover de Engelsche generaals.
Wie had het ooit kunnen denken bij het uitbreken van deze oorlog dat Christiaan de Wet de man zou zijn op wien wij ons oog vestigden om als instrument in Gods hand de oorlog tot een gezegend einde te brengen.
De Wet was lid van de volksraad voor het distrikt Heilbron, altijd een oprecht en nauwgezet lid van die vergadering van landsvaders.
Een vriend in die tijd van president Reitz toonde hij ten allen tijde dat hij met die ware patriot het heil van land en volk zocht.
Hij was een van die mannen, die met zijn andere broederen besloot om bij de Transvaal te staan tot het einde toe, goed en bloed met haar te deelen, en zich zoo met de geheele volksraad, ja met de geheele Vrijstaat, onze dank, de dank van het gansche volk der Z.A.R. waardig gemaakt heeft.
De Wet is een man van omstreeks veertig jaren, met blauwe oogen, hoog voorhoofd, een kleine dunne baard en knevel, een breede kin, niet lang, 5 voet 10, tamelijk forsch gebouwd, geheel een typische boer.
Mijn eerste kennismaking met hem was 27 Oct. 1899, toen kapitein Theron voor het eerst verbintenis tot stand bracht tusschen de Transvaalsche en Vrijstaatsche commandos. Toen ter tijde was de Wet kommandant van het Heilbron-kommando.
Dadelijk toen wij daar aankwamen, vroegen wij naar den kommandant en spoedig daarna kwam Christiaan de Wet.
Hij ging op de grond zitten, en Theron en ik gingen bij hem zitten, en zijne menschen voegden zich bij ons om te luisteren naar onze rapporten. De indruk die hij daar op mij maakte was, iemand die zeer nauwkeurig alles uitvischt: omtrent de slag van Dundee, omtrent onze tocht hierheen.
Nooit had ik kunnen denken dat hij echter de man zou worden die hij thans is, alhoewel toen reeds zijn helder doorzicht in alles uitblonk. Hij is eenvoudig, oprecht, Godvreezend, zacht in zijn omgang maar streng onder het gevecht. Hij gaat met zijn mannen om als een broeder, er wordt geen onderscheid gemaakt; dat de een krijgt, krijgt de ander.
Hier te Ladysmith bleef de Wet nog een tamelijk lange tijd, maakte met ons de slag van Ladysmith mee en andere aanvallen, werd na de slag van Magersfontein belast met generaal Cronjé die positie te verdedigen en daar gekozen als kommandant van de Vrijstaters bij generaal Cronjé.
Ook daar had ik het voorrecht met generaal de Wet in aanraking te komen; zijn klein tentje stond die tijd op de wal van Modderrivier. Met een klein kommando was zijn tent bijna onder de doornboomen verscholen. Daar gingen wij met hem, majoor Albrecht en later generaal Cronjé, langs de posities en bezichtigden het slagveld van Magersfontein. Door aanwijzingen van generaal de Wet bespeurden wij spoedig, dat hij een man was die een blik had, die alles door en over zag.
Daar hoorde ik dan ook niets anders dan goed spreken van hem en bespeurde ik spoedig dat hij door zijn kommandanten zeer bemind werd.
Een paar maal trachtte hij die tijd de Engelschen in de rug aan te vallen maar vond ze gewoonlijk te sterk.
Uit zijne gesprekken bleek, dat hij niets van stil zitten hield, en hij toonde spoedig daarna bij Koedoesberg dat hij te dapper en te slim was voor generaal Hector Macdonald, die aan die kant trachtte door te breken naar Kimberley, en die daar dan ook de geduchte nederlaag leed.
Van die tijd was de Wets naam gemaakt, en van die dag af tot op deze huidige dag is Christiaan de Wet de schrik der Engelschen.
Wij weten allen hoe hij trachtte generaal Cronjé te ontzetten en hoe nadat generaal Cronjé gevangen genomen was, generaal de Wet de achterhoede van Lord Roberts aanviel en 400 wagens buit maakte.
Daarna werd Bloemfontein ingenomen, de slag van Sannahs post rond Bloemfontein - Waterwerken werd geleverd en daar toonde onze Oom Chris zijn veldheersbeleid door zich met 500 man in Koornspruit te verbergen en de kolonne van een veel grooter macht af te wachten en geen schot te vuren, waardoor hij al de kanonnen en wagens kon buit maken.
Nog eenmaal was ik met Theron in zijn nabijheid, maar zag alleen zijn broeder Piet, daar Christiaan bezig was met Brabants Horse te Wepener.
Zijne operaties van Wepener af zullen wij niet herhalen, ze zijn te wel bekend en persoonlijk heb ik onze Christiaan niet weer gezien. Gaarne vertel ik echter nog iets mij persoonlijk door Dr. Fourie verhaald gedurende mijn verblijf met hem in de gevangenis, om Chris de Wets karakter op het oorlogsveld te doen uitkomen.
Zij waren bij Thaba Nchu, Chris had het centrum, Piet, zijn broeder, een van de vleugels; na een kort gevecht ziet Chris, dat Piet met zijn menschen vlucht.
Dadelijk jaagt Christiaan hen achter na, met het gezegde: ‘as hulle eenmaal her vluch, keer ons hulle nooit weer!’
Hij jaagt tusschen hen in en met zijn sjambok slaat hij er op in, ook zijn broer moet er van lusten, een kerel van minstens 6 voet 3, en drijft hen zoo weer terug tot in hunne posities, alhoewel de Engelschen al door zijn eigen kommando waren teruggeslagen. Zoo kan men zien dat Christiaan niet stuit als het er op aan komt. Verder dat Oom Chris in drie maanden vechten van de terugtocht van Thaba Nchu tot de slag van Roodewal drie man had verloren, vijf gewond en één door zijn medeburgers gewond, daarbij toonende dat hij zijne mannen niet roekeloos in gevaar stelt en tòch de Engelschen vreeselijke slagen toebrengt. Verder dat toen Dr. Fourie gevangen werd, hij Lord Kitchener zag, die hem vroeg: ‘Where is De Wet?’ Toen Dr. Fourie antwoordde: ‘Dat weet ik niet,’ begon Lord Kitchener vreeselijk te vloeken en zeide dat hij hem binnen 24 uur zou vangen en bij Dr. Fourie zou brengen. Veertien dagen joeg deze wreedaard achter hem, vond wel sporen van de Wet, maar moest teleurgesteld naar zijn hoofd terugkeeren zonder - de Wet.
Zoo gaat het nog altijd voort, de dapperste en roemrijkste generaals worden op onze eenvoudige generaal afgezonden, maar keer en allen met de kous op het hoofd teleurgesteld naar Pretoria terug.
De grappigste verhalen worden van de Wet in Pretoria verteld, en de Engelschen beginnen zoo langzamerhand eerbied voor onze generaal, en verachting voor de hunnen te krijgen.
Velen hebben de wensch geuit, hem te zien, om hem de hand te mogen geven, velen dat men hem als generalissimo van het Engelsche leger moet aanstellen om zijne vijanden manoevreeren te leeren.
Wat men echter van hem moge zeggen en spreken, wij weten en gelooven dat hij de man is die God in deze dagen zelf opgewekt heeft om de Vrijstaters bij elkander te houden en de Transvalers in staat te stellen de oorlog vol te houden. Laten wij dan ook maar altijd, aanhoudend en vurig bidden, dat onze Oom Christiaan moge gespaard blijven tot voortzetting van deze ongelijke worstelstrijd en tot een eindelijke heerlijke overwinning over onze bloeddorstige gewetenlooze vijanden.
Herm. D. van Broekhuizen.
Pred. van Pretoria.