Vlaanderen
Uit Vlaanderen.
De leden van groep B (België) worden hierbij verwittigd, dat, de post, begin December a.s., de bijdragen voor 1901 zal innen als abonnementgelden op Neerlandia.
* * *
Leden van het Verbond, gelieven er kennis van te nemen, dat het Straatnummer van het Secretariaat van groep B veranderd is, zijnde thans: Villa Jan Frans Willems, Scheldelaan 34, Gent, België.
* * *
Het eenig gevolg, dat de beweging tot het verkrijgen van de toepassing van de wet van 1897 op 't gebruik der Nederlandsche Taal bij de burgerwacht tot heden gehad heeft, is de veroordeeling door de boetstraffelijke rechtbank van Gent, van den werkman Jan Michiels, betrokken in een van de opstootjes, welke plaats grepen tijdens de betoogingen, waarvan we melding maakten.
Naar aanleiding van het opstootje in de Volderstraat, waarbij het volk de artillerie had uitgejouwd, omdat de bevelen in 't Fransch werden gegeven, werd een persoon door de agenten naar het politiebureel gebracht, onder beschuldiging, dat hij smaadwoorden zou geroepen hebben. Enkele Vlaamschgezinden waren meegegaan, om te getuigen, dat die persoon onschuldig was. Ook de werkman Jan Michiels, die alles had bijgewoond, en niet door de politie werd bemoeilijkt, was naar het politiebureel gegaan, om mee te getuigen dat de opgebrachte persoon onschuldig was. Geruimen tijd had hij zich in 't politiebureel bevonden en had daar met politieagenten gesproken, toen, op een gegeven oogenblik een hunner hem aanhield en hem beschuldigde, dat hij zelf had geroepen.
De aanklacht tegen den eersten persoon, een heereknecht, had geen gevolg. De aanklacht tegen Jan Michiels alleen werd aangehouden, alhoewel daartegen geprotesteerd geworden was door het Alg. Nederl. Verbond in een vertoog aan den Burgemeester over het onbesuisde optreden van de politie en tegen deze de beschuldiging werd uitgebracht, dat Jan Michiels alleen werd beschuldigd omdat hij ten voordeele van den opgebrachten persoon kwam getuigen.
De zaak van Jan Michiels werd onderzocht en verschillende Vlaamschgezinden, die houden staan, dat hij onschuldig is, werden er over gehoord.
Den 17den October diende de zaak voor de boetstraffelijke rechtbank van Gent.
Alleen bezwarende getuigen, majoor Stassinet, Lenaerts, brigadier van politie, Steyaert, agent van politie, werden opgeroepen. De getuigen ten voordeele van den beschuldigde waren het niet.
Toen majoor Stassinet zijn getuigenis aflei, werdt door hem gezegd, dat hij van hooger hand machtiging ontvangen had, om het artillerie-korps in 't Fransch te kommandeeren. Hierop viel M. van Malleghem, substituut van den procureur des konings hem in de rede, om te verklaren, dat de wet, wet is en dat geene hoogere overheden, zelfs de Minister niet, het recht hebben de wet te verkrachten.
Alles zeer mooi. Maar de wet wordt verkracht. De Minister weet het. De verkrachters worden ongemoeid gelaten... Een arme werkman, die zonder verdediger (zijn zaak werd onverwachts, buiten de kennis van de Vlaamschgezinden opgeroepen) voor de rechtbank stond, wordt veroordeeld, tot 30 frank boete voor dit schelmstuk: hij zou geroepen hebben: Hoe! Hoe!
Doch Majoor Stassinet heeft in het openbaar een artillerist uitgescholden voor ‘Sale jésuite.’ Daarover is een aanklacht ingediend bij generaal Van Loo, opperbevelhebber der burgerwacht te Gent; een aanklacht ingediend bij minister de Trooz.
Minister de Trooz heeft den 23 Juli aan afgevaardigden van het Algemeen Nederlandsch Verbond, aan wie hij over de zaak gehoor verleende, beloofd, dat rechtvaardigheid zou geschieden.
Duizenden stamgenooten over de wereld, die dit lezen zullen, zullen van oordeel zijn, dat rechtvaardigheid traag is in België, wanneer het de grooten geldt.
Doch, zóó gemakkelijk geven we 't niet op. De werkman Jan Michiels komt in beroep. Er kunnen nog wel verrassingen komen.
* * *
Het propagandacomiteit van het Algemeen Nederlandsch Verbond zet de reeks van zijn Volksvergaderingen ten voordeele van het vervlaamschen der Gentsche Hoogeschool voort.
Dergelijke vergaderingen werden gehouden te Sleidinge, Temsche, Rupelmonde, Steendorp, Tielrode, Elverzele, Burcht, Zwijndrecht, Kruibete, Beveren, Melsele, Kalloo, Doel, Kieldrecht, Vracene, Nieuwkerke.
Het Vlaamschgezind weekblad Ons Recht meent, dat het niet zeer doelmatig is, meetingen te geven (houden) over de Vlaamsche Hoogeschool, daar men op die meetingen te veel ‘theorisch’ (theoretisch wordt bedoeld) de noodzakelijkheid eener Vlaamsche Hoogeschool bespreekt en velen der buitenlieden nauwelijks weten wat een Hoogeschool is, en er zich weinig om bekommeren.
‘Die opmerkingen zijn zeer gegrond,’ zegt het Vlaamschgezind weekblad Het Volksbelang. ‘De quaestie der Vervlaamsching der Hoogeschool behoort tot het gebied der wetenschap en kan op volksvergaderingen niet vereffend worden.’
Het is natuurlijk veel doelmatiger voor de quaestie van de Vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, in een Vlaamschgezind weekblad ongelukkige artikelen daarover op te nemen, die in heel de Vlaamschgezinde wereld heftig verzet en misnoegen wekken en die door de ‘vulgarisateurs’ met gretigheid tegen de flaminganten gebruikt worden. Het is voor de oplossing van het vraagstuk veel doelmatiger er over te zwijgen, het niet onder de openbare aandacht te brengen: de minister heeft immers verlangd het bewijs te krijgen, dat het Vlaamsche volk wezenlijk belang in het vraagstuk stelt en de vervlaamsching van de Gentsche Hoogeschool eischt. Het is zeer doelmatig de duizenden, die thans met ons bewuste vervlaamsching vragen, voor onbevoegden te verklaren. De franskiljons zullen natuurlijk op tijd en stond niet nalaten van die onbevoegdverklaring gebruik te maken. Het zal wetenschappelijker zijn de onbevoegde buitenlieden maar in hun dommelige onwetendheid te laten voortsoezen....
Maar neen, zelfs het Volksbelang erkent ‘dat die meetingen niets anders dan goed stichten; want zoo de boeren niet weten wat een hoogeschool is, ze zullen het aldus leeren.’ Kom! Laten we dan aanemen, dat het Volksbelang niet gesproken heeft van ondoelmatig en onwetenschappelijk werk. Jammer dat het er staat en dat de vijanden, wanneer ze een citaat noodig hebben om ons te bestrijden, zich niet bekreunen om het correctief bij de uitgedrukte gedachte.
Doch de doelmatigheid ter zijde gelaten, een woord over de ‘onbevoegdheid.’ Hoe de schrijvers van zulke artikelen, verraden, dat ze nooit aan dergelijken propaganda-arbeid meededen, wat natuurlijk veel makkelijker is, dan 's Zondags, in dit seizoen, om 5 uur 's morgens op te staan en 's avonds 9 uur van zoo'n propagandatocht thuis te komen! In die volksvergaderingen zijn aanwezig de meest ontwikkelden van de gemeente: doctors, notarissen, spoorwegingenieurs, advocaten, rechters enz. Die hebben de Hoogeschool bezocht en zullen wel weten, wat een Hoogeschool is. In vele gemeenten is de burgemeester aanwezig met heel zijn gemeenteraad. Elders nog zijn senatoren en volksvertegenwoordigers onder het publiek. Al hebben die niet allen een Hoogeschool bezocht, zij kunnen toch begrijpen, wat zoo'n school is en die allen, de meest ontwikkelden, teekenen met vermelding van hun beroep of ambt, onder 't verzoekschrift aan de Kamer. En al weet de minder ontwikkelde niets van de technische inrichting van een Hoogeschool, hun kan men volkomen duidelijk maken, dat het volstrekt onontbeerlijk is, dat de algeheele verstandelijke opleiding van een volk geschiede in en door zijn moedertaal, opdat op geestesgebied alles zou kunnen tot stand brengen, waartoe het door zijn verstandelijken aanleg in staat gesteld wordt. Hij begrijpt zeer duidelijk, dat de veroordeeling van een werkman tot 30 fr. boete voor het onbewezen roepen van ‘Hoe! Hoe!’ terwijl een majoor, die zijn onderhoorige uitscheldt voor ‘sale jésuite’, vrijloopt, alleen mogelijk is in een samenleving, waarin de volkstaalhatende caste de macht in handen heeft en waar alle bekleeders van hooge waardigheden en ambten samenspannen om de verafschuwde taal onder 't juk te houden. Hij begrijpt zeer goed, dat zoo iets niet zou gebeuren indien die felle haat tegen de volkstaal niet bestond en beseft, dat onder de dingen die dien dwazen afkeer kunnen
wegnemen en grooter toenadering doen ontstaan tusschen lagere en hoogere standen in en door een gemeenschappelijke taal de vernederlandschte