Afrikaansche Lijn vertrokken, dan zou hij, den 25en September van Lourenço Marques uitgezeild, al een eind op weg zijn. Nu zal 't misschien nog eenige dagen duren voor hij zich op Hr. Ms. kruiser Gelderland kan inschepen. En het oorlogsschip zal om kolen te sparen en niet verplicht te zijn weer in een Engelsche haven te laden ook wel met matige vaart stoomen. Maar de verlate aankomst in Europa zal niet veel verschil maken, vreezen wij. Op een bemiddelend optreden van de mogendheden schijnt voorshands niet te rekenen, al is net een Kruger die het inroept.
Doch het kan den president der Z.-A. Republiek zeker niet onverschillig zijn, dat hij de reis doet op een oorlogsschip van een bevriende natie, van het stamverwante Nederland, de medewerking van welks zonen tot ontwikkeling der Republiek hij zoo duidelijk heeft getoond op prijs te stellen; en op dat oorlogsschip in zijn waardigheid erkend. En het Nederlandsche volk heeft ondubbelzinnig zijn voldoening over het aanbod van de Gelderland geuit. Het heeft daarin niet alleen een betoon van hoffelijkheid van onze regeering tegenover de persoon van president Kruger gezien, maar ook een verrassend kloeke daad harerzijds. En ons volk is er trotsch op, dat de president onder de Nederlandsche vlag, waaiend van een schip der vloot, de reis zal doen.
* * *
Vergeefs heeft angstvalligheid getracht het mooie van de zaak af te maken. De minister van buitenlandsche zaken had in de Eerste Kamer gezegd, dat de regeering de Gelderland ter beschikking had gesteld ‘uit deferentie voor de persoon van president Kruger’. Dat moest dan beteekenen, dat het schip niet aan den president der Z.-A. Republiek was aangeboden, maar aan den heer Kruger als een achtenswaardig particulier: ‘uit deferentie voor de persoon’, niet uit deferentie voor president Kruger. Engeland behoefde dus niet te denken, dat de Nederlandsche regeering den president der Z.-A. Republiek een oorlogsschip aanbood. Dat ware alsof men het bestaan der Republiek nog erkende, en den heer Kruger als haar president. De lastige vraag of de Gelderland dan ook de Transvaalsche vlag moest voeren, werd daarmede opgelost: natuurlijk niet. In een dagblad kon men zelfs lezen, dat onze regeering president Kruger dat schip had aangeboden, alleen omdat hij er meer ruimte zou hebben en Hollandsch kon spreken!
Maar deze en dergelijke redeneeringen zijn van geen waarde tegenover de woorden van den minister, dat een oorlogsschip is aangeboden aan president, niet aan den heer Kruger. Het is dan ook de president der Z.-A. Republiek, dien de Gelderland aan boord zal hebben, en president is hij, al neemt Schalk Burger als vice-president zijn ambt nu waar.
* * *
Een teleurstelling was 't na die flinke daad van de regeering, dat de beide Kamers der Staten-Generaal zoo weinig uiting wis ten te geven aan wat het volk in dezen tijd bezielt In de Eerste Kamer wekte het aanbieden van de Gelderland bij een bejaard lid slechts bedenkelijk hoofdschudden, en verder lag het zwaartepunt van zijn betoog in den raad aan regeering en volk gegeven om de deugd der bedachtzaamheid te betrachten. Men zou zoo zeggen, dat een dergelijke raad vrij overbodig is en, van onze regeering nog gezwegen, aan onze natie gebrek aan bedachtzaamheid allerminst verweten kan worden. Integendeel mag men van iemand, die ons volk leiden wil, het inzicht verwachten, dat het veeleer tot mannelijker deugden opgewekt dient te worden.
Maar gelukkig wordt in de laatste jaren een andere geest over ons volk vaardig. Er komt meer geloof in zich zelf, meer gevoel van eigen kracht in. En daartoe heeft nu weer de strijd van onze broeders in Zuid-Afrika sterk bijgedragen. De bezieling, die de oorlog over ons land gebracht heeft, is een verheffend en bemoedigend verschijnsel. En daarom kan het ons weinig deren en slechts pijnlijke verbazing wekken, dat diezelfde afgevaardigde in de Eerste Kamer van een volkswaan meende te mogen spreken, - pijnlijke verbazing ook, dat dat woord zonder protest voorbij ging.
En de Tweede Kamer zweeg geheel. Bij de behandeling van het adres van antwoord op de troonrede was er alle aanleiding om uiting te geven aan wat de geheele natie vervult. De troonrede noemde den oorlog betreurenswaardig; het antwoord verscherpte dat tot zeer betreurenswaardig. Maar had geen der leden dat eens met eenige woorden kunnen uitwerken? Dat lag niet op den weg der Kamer, heeft men gezegd, maar troonrede en adres van antwoord spraken het toch uit! En mocht in de Tweede Kamer dat woord van protest, dat in de Eerste Kamer uitbleef, niet weerklonken hebben en de waarde uiteengezet zijn van den volksgeest van nu, een geest waarvoor misschien met evenveel recht een gedenkteeken kon opgericht worden als waarvoor te Amsterdam het monument op den Dam staat? Had het geen belang van de regeering te vernemen, of zij ten volle gebruik had gemaakt van hare bevoegdheid krachtens de Haagsche conventie om een bemiddelend optreden van de toegetreden mogendheden in den oorlog tusschen Engeland en de republieken uit te lokken? Was men geheel voldaan met wat gebleken was, dat de regeering voor de gevangen genomen ambulance had gedaan? Was een woord van verzet tegen de overstrenge straf op het misdrijf van de leden dier ambulance, zoo dat misdrijf begaan is naar de aannemelijke lezing die er van gaat, te onpas geweest? Maar de Tweede Kamer zweeg. Waarlijk men zou hier een bekende uitspraak van Thorbecke aldus gewijzigd willen aanhalen: Indien de pols van het Nederlandsche volk in de Staten-Generaal klopt, dan klopt die pols flauw.
Maar de pols van het Nederlandsche volk klopt er niet in. En evenals het verkleineeren, dat enkelen op de aanbieding van de Gelderland beproefd hebben, aan de beteekenis van die daad geen afbreuk heeft gedaan, zoo is ook de openbaring van den volksgeest, opgewekt door den oorlog in Zuid-Afrika, er niet minder om, nu zij in de Staten-Generaal zoo zwakken weerslag heeft gevonden.
* * *
Het is heden Kruger's verjaardag en morgen verjaart de oorlog. Wat is er in dat jaar al roemrijks en droevigs en vreeselijks gebeurd met de Boeren! Hoe lang lijkt ons die eerste tijd - dat ultimatum, gisteren voor een jaar gesteld en morgen voor een jaar verstreken, de commando's over de grenzen trekkende, de eerste gevechten aan de westelijke grens en in Natal, straks Dundee en Elandslaagte - hoe lang lijkt ons die tijd al voorbij!
De wandeling naar Pretoria is wat tegengevallen, en de oorlog is bij verre na niet uit. De verkiezingen voor het Engelsche parlement, die door berichten van het snel raderende einde van den strijd ingeluid moesten worden, zijn nog niet afgeloopen en reeds komen de berichten in, die van het onbezweken volhouden der Boeren gewagen. Er wordt weer of eigenlijk nog aldoor gevochten op tal van plaatsen. Schier nergens is de Engelschman in het ongestoorde bezit van het veroverde grondgebied, en opnieuw staan er Boeren aan de Oranjerivier. Neen, het is nog voor geen verloren zaak, dat president Kruger in Europa komt pleiten.
En bovendien moet het - met de woorden van Richard Harding Davis in de New York Herald bij het vertrek van president Kruger uit Pretoria - ‘den ouden voortrekker... eenigszins tot vertroosting zijn, te bedenken dat hij [een jaar] lang het grootste rijk der aarde bij den strot heeft gehad; dat hij het heeft vernederd, gekastijd en gegeeseld, deszelfs zwakheid en boosheid aan de wereld vertoond en het, ten spijt van het goud waarvan het hem beroofde, armer heeft gemaakt in geld, armer in menschenlevens en eens bewonderde mannen en bankroet in gezag en eer’.
10 October.