ruimsten zin wil laten zien wat er aan bewerkt metaal in onze Indiën vervaardigd wordt of vervaardigd werd, voor zoover dat opmerkelijk is hetzij door sierlijken eenvoud, door rijke weelde, door verwonderlijke techniek of door andere aantrekkelijke eigenschappen.
Aangezien genoemde Vereeniging daartoe de gulhartige medewerking in komt roepen van al die particuliere personen, welke in het gelukkig bezit zijn van een of meer diergelijke voorwerpen; zoo kan het goed wezen eenigszins nader den aard aan te duiden van zulke werkstukken in metaal, als op een tentoonstelling gelijk deze bijzonder op hun plaats zouden zijn.
Allereerst moet dan de aandacht gevestigd op het koper, rood en geel koper, geslagen, gegoten of gedreven. In een tropisch klimaat wordt natuurlijk de voorkeur gegeven aan een niet roestend metaal; en wordt het ijzer eerst dan gebruikt, wanneer het onmisbaar is om zijne andere deugden, b.v. voor wapens.
De belangrijkste centra daarvoor op Java zijn Semarang, en Grissee met Soerabaja, ook de Vorstenlanden. Tal van plaatsen in de Buitenbezittingen worden van daaruit voorzien.
We noemen b.v. de eenvoudige maar fraaie stukken voor dagelijksch gebruik in geslagen rood koper, de dandang's of rijst-stoomketels, waarop de geheele vervaardiging van gehamerd metaal nog te zien is in kransen van gladde deukjes, echt van eerlijk maaksel, en sierend tevens door hun volgorde van kleine lichtspelingen. Desgelijks de goed gevormde tjèrèt's of tuitketels, die nog het type bezitten van onze mooi-ouderwetsche roodkoperen theeketels, doch ook gepointilleerd in het koper, niet glanzendglad en gebruineerd als weleer bij ons. Dan de verschillende soorten van open kommen en pannen, de bòkor's, als vingerglazen met een rand als voetstuk, de dhaloeng's of rijstpotten, enz.
Dan de verschillende gietwerken, meest in geelkoper, vooral van Java en Sumatra (Soengei Poear), welke zoo eigenaardig aansluiten bij de eerste behoeften der inlandsche weelde en inlandsche beschaving. Allereerst b.v. de tallooze sirih-toestellen, te vinden over onzen geheelen Archipel; en in hun meer weelderige vormen zilver eischend als grondstof of goud, en dan in beide gevallen gedreven. Voorts de even tallooze gong's en diergelijke metalen klokken als hoofdelementen voor de inlandsche geelkopermuziek, waarvan het sonore der rinkelende metaalklanken verkregen wordt door een tegelijk vernuftige en harmonische buiging der gegoten lijnen. Bij beide is èn het karakteristieke èn het eenvoudigsierlijke datgene wat aantrok.
In zake gedreven koper zijn het vooral de kris- en andere wapenscheeden, de ‘overtrekken’ dus der eerste scheede van hout, die alle stadia doorloopen van nette gladheid tot rijkgeciseleerd drijfwerk, de pendhok's tatahan, steeds ook weer in zilver en goud.
Hierbij sluit zich als van zelf aan de wensch naar het óók tentoonstellen van een kleine keurverzameling oud-Javaansche bronzen, die sierlijke Brahmanistische of Boeddhistische beeldjes, waarvan de behoefte in onzen Archipel gestorven is, en daarmee tevens deze mooie, kleine monumentale uiting van godsdienstige kunst. Als historische achtergrond van onze metaaltentoonstelling zou zulk een rubriek van de hoogste waarde zijn; en we dringen met open vrijmoedigheid bij de bevoorrechte bezitters aan op tijdelijke in-bruikleen-geving.
Ook aan het tin mag gedacht worden, voorzoover daarover, vooral op Bangka, niet onaardige stukken, worden vervaardigd door hoofdzakelijk Chineezen, als met name sigarenkokers met ingesneden versieringen.
Dan de twee metalen bij uitnemendheid onder alle volken steeds bestemd tot sierlijke weelde en rijke praal, het zilver en het goud.
Het meest gelukkig zouden we hierbij wel zijn, indien het ons gegeven was eene sectie bijeen te brengen uit dat gedeelte van onzen Archipel, waar de drijfkunst in die edele metalen het hoogste nog staat: uit Bali. Wie de schitterende geribde zilveren plengbekers en rijstkommen kent, indertijd op Lombok buitgemaakt, of de gouden doozen met ingekorven verluchtingen van grillige wajang-achtige figuren en teergeciseleerde bloem-arabesken, zal wel den sterken wensch voelen opkomen dat vooral dit niet op onze tentoonstelling ontbreekt. Een der mooiste, en gelukkig meest levenskrachtige uitingen van Indische zilver- en goudsmidskunst zou velen de oogen openen.
Doch ook elders, op Java, op Sumatra, wordt nog veel en mooi werk in zilver en goud gemaakt.
Van het bij de Europeanen nog al befaamde Padangsche cantille werk (eigenlijk uit Kota Gedang) in zilver, zouden we alleen de mooie, werkelijk nobele stukken willen verzoeken. Veel daarvan is toch enkel vervaardigd voor uitvoer en is wel handig, ontzaglijk handig, maar tevens knutselig en stijlloos, Liever hadden we een ruime verzameling van echt-inlandsche dingen in inlandschen stijl, voor nationaal gebuik. De fraaie voetringen en armringen, de talrijke oorkrabben en oorhangers, zoo goed nog deze ‘kleinkunst’ vertegenwoordigd; de vaak zoo edele borstplaten, buikplaten en diademen, vooral geliefd als tooi bij den dans, bij bruiloften, bij hooge feestelijkheden, van Noord-Sumatra af tot achter in de kleine Soenda-eilanden; de gespen, haarspelden en kleedijknoopen, deze laatste zoo mooi uit Atjeh; de reeds genoemde sirih-toestellen en kwispeldoren, doch nu in zilver en goud. Dan de zeer fraaie uitingen van versiering in edel metaal tegenover en naast het strenge ijzer, dus de harde wapenen lieflijk en verlokkend gemaakt door inlegwerk van zilver of goud, door rijkgedreven heften in beide metalen, vooral goud - waarbij ook Bali verreweg weer de kroon mag spannen - of als straks reeds genoemd, door hun overscheeden in geciseleerd bloemwerk en figurenspel. Met dit laatste komt dan onwillekeurig ook een rubriek van bewerkt ijzer weer op onze tentoonstelling terug, die als ‘Oost-Indische wapens’ reeds in onze 1e groep te bezichtigen was. In 't bijzonder echter mogen we hierbij vragen om tijdelijke in leengeving van gedamasceerd en op ander wijze ingelegd, ook geëmailleerd ijzer en staal, opdat deze wonderlijke kunst, met de daaraan verbonden en nog vrij duistere kwestie van het
pamor, in zoo goed mogelijk licht worde gesteld. Evenmin mogen de munten vergeten worden. Het voor versiering zoo uiterst dankbare Arabische schrift weet soms van eenvoudige stukken, voorwerpen te maken van dekoratieve schoonheid.
Voor de 5e commissie van ‘Oost en West.’
Het medelid
G.P. Rouffaer.
* * *
De Tentoonstellings Commissie voor de 2e Groep, zich aansluitende aan het bovenstaande, doet een hartelijk beroep op de vriendelijke medewerking en gulheid van allen, die haar zouden kunnen steunen bij het voorgenomen doel.
In den meest strikten zin zegt zij allereerst volstrekte veiligheid toe, voor alle die stukken in het algemeen en ieder stuk in het bijzonder, welke aan haar tijdelijk worden toevertrouwd.
Transport heen en weder en assurantie komen voor onze rekening; eventueel belasten wij ons ook gaarne met commissie, wanneer enkele eigenaars tot verkoop genegen mochten zijn.
In het bovenstaande is niet gesproken over West-Indië.
Daar de inboorlingen aldaar zelf geen metalen bewerken, moeten we hier echter verzoeken ons arbeid te willen afstaan van de Britsch-Indische immigranten, in Suriname vervaardigd.
Ten slotte doen wij aan hen die willen medewerken tot het welslagen onzer tentoonstelling, het vriendelijk verzoek, om voor midden September aan den heer G.P. Bouffaer, Witte de Withstraat 25, Den Haag, te willen toezenden een opgave van de door hen ten behoeve der tentoonstelling af te stane voorwerpen.
Namens de 5e commissie van ‘Oost en West.’
N. van Zuijlen - Tromp, Presidente.
Ph. Zilcken, Vice-President.
R.A.J. van Delden, Secretaris.