Neerlandia. Jaargang 4
(1900)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit Vlaanderen.'t Is vacantie, ook een weinig voor de Vlaamsche Beweging. Er is dus weinig aan te stippen, tenzij, dat het Propaganda Comiteit van den Gentschen Tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond met onvermoeiden ijver voortgaat in plattelandsgemeenten volksvergaderingen te houden, waarin de vervlaamsching van de Gentsche Hoogeschool besproken wordt en waarna het volk door het teekenen van een vertoog aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers zijn wensch te kennen geeft, dat die vervlaamsching zal gebeuren. De Minister, zooals we hier vroeger mededeelden, wenschte voorgelicht te worden door de uiting van de openbare meening. * * * Den 26sten Augustus en den volgenden dag heeft de Vlaamsch Katholieke Landsbond te Sint Nicolaas vergaderingen gehouden, waar de verschillende punten van het Vlaamschgezind programma voor de zooveelste maal besproken werden. Zoo het Nederlandsch spreken in de Kamer. De vergadering was niet van oordeel, dat Vlaamsche volksvertegenwoordigers uitsluitend hun taal konden spreken. Wel was men 't er over eens, dat het zoo vaak mogelijk moest gebeuren en dan trachtte men de gevallen op te sommen, waarin het diende te geschieden b.v. bij ondervragingen, het bespreken van de budgetten, het neerleggen van wetsontwerpen, het voorstellen van wijzigingen van wetsartikelen enz. 't Is zeer goed het wenschelijke van dat alles te doen uitkomen, maar zullen Vlaamschgezinde Kamerleden zich aan die regelen houden? Het beste ware, dat ze met een groep de verbintenis aangingen aldus te handelen. Is dat gebeurd? Zal het gebeuren? Dan werd voorgesteld, dat men aan de Kamer zou vragen een wet aan te nemen, bepalende dat alle Staatsbeambten, ook die in het Walenland, die in aanraking moeten komen met het publiek en wier salaris hooger is dan 1000 fr., Vlaamsch moeten kennen. Werd een dergelijke wet aangenomen, zeker zou die bevorderlijk zijn aan de verbreiding van de kennis onzer taal. En 't is ook niet meer dan billijk, dat, waar de Vlamingen de taal der Walen leeren, deze de onze zouden leeren. Maar 't is wel te vreezen, dat een dergelijk wetsvoorstel een verschrikkelijk lawaai bij de Walen doet ontstaan en voor goed de stemming bederve bij de Waalsche Kamerleden, die uit rechtvaardigheidsgevoel èn voor de Gelijkheidswet èn voor die op de Burgerwacht hebben gestemd. En kan men niet doelmatiger alle krachten, welke de Vlaamsche Beweging beschikbaar heeft, aanwenden om een oplossing te bezorgen aan de quaestie van de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, die zulke verreikende gevolgen moet hebben? Wat het gebruik van het Nederlandsch bij de burgerwacht betreft, bij 't begin van den aanstaanden Kamerzittijd zou men maatregelen nemen in geval er dan nog geen verandering gekomen is. Dat zal wel noodig zijn; de verandering schijnt niet ophanden: ondanks de belofte van den Minister, dat de Nederlandsche reglementen weldra zouden klaar geweest zijn, hebben de artilleristen te Gent zooeven een reglement ontvangen... in het Fransch en de beruchte Majoor Stassinet heeft aan de gestrafte artilleristen, die zich nu voor een nieuwen diensttijd moesten verbinden, de keus gelaten tusschen hun beloften om in de toekomst te gehoorzamen aan Fransche bevelen of hunne verbanning uit het korps, wat hun te staan kwam op het nutteloos worden van een duur artilleristenuniform die ze zelf hadden moeten bekostigen en het aanschaffen van een nieuwe daar ze dan toch ingelijfd werden bij de gewone burgerwacht. Een van deze artilleristen had den Majoor bij de bevoegde overheid aangeklaagd wegens de hem toegediende beleediging Sale jésuite. De bevoegde overheid, samenspannend met den Majoor, blijft doof. De Minister, volkomen op de hoogte, blijft even doof en roept de bevoegde overheid niet tot haar plicht.
* * * Er zijn menschen, die geen rust hebben, wanneer het publiek zich niet met hen bezighoudt. Cyriel Buysse heeft ten gerieve van de Association flamande pour la vulgarisation de la langue française, zijn oordeel willen zeggen over de flaminganten en heeft in het Bulletin van die Association een artikel geschreven: Flamands et Hollandais devant les langues étrangères. Daar pakt de Association mee uit, want als een ‘onzer beste Nederlandsche schrijvers, wiens letterkundige werken hoog geschat zijn (sic) zoowel in Holland als in | |
[pagina 116]
| |
België’ de flaminganten bespottelijk vindt, dan zullen ze het toch wel zijn. Het oordeel van M. Buysse is niet altijd geweest wat het nu is. In Vlaanderen is het een publiek geheim, wat de oorzaak van dit oordeel van thans is. De flaminganten laat het onverschillig. Indien we er ons hier mede bezig houden is het alleen om aan het Nederlandsch lezend publiek de rol te doen kennen, welke die Vlaamsche schrijver, wiens werken in Holland worden uitgegeven en daar het meest worden gelezen, speelt tegenover de Nederlandsche taal en er op te wijzen, welk gebruik de Association flamande er van maakt in den strijd tegen de Vlaamsche Beweging. Volgens M. Buysse is de drijfveer van de meeste flaminganten allesbehalve de gehechtheid aan hun land en hun stam; die drijfveer is alleen de haat tegen een naburig volk en zijn taal. (Vraag aan iemand, wat een flamingant is, hij zal u antwoorden: ‘Dat is een man, die een ingekankerden en onverzoenlijken haat voedt tegen alles wat Fransch is.’) Hoe rijmt daarmee de huichelarij van de flaminganten door C. Buysse aan de kaak gesteld, destijds in den Groenen Amsterdammer, die in het openbaar het Fransch bestrijden, terwijl ze zich in den huiselijken kring uitsluitend van het Fransch bedienen? Logisch denken is niet iedereen gegeven. Dat blijkt weer uit hetgeen C.B. zegt van den Hollander tegenover de vreemde talen. We wenschen dit in zijn geheel mede te deelen. ‘Zie het voorbeeld van Holland, waar de gemiddelde geestesontwikkeling buiten kijf hooger staat dan bij ons. De flaminganten zullen niet nalaten te zeggen dat Holland die geestelijke meerderheid verschuldigd is aan eenheid van taal: ik geloof, wat mij betreft, dat ze vooral daaruit voortspruit, dat de Hollanders die een taal spreken, welke men buiten hunne grenzen niet verstaat, zeer veel gewonnen hebben, door de noodzakelijkheid om de groote wereldtalen te leeren, op straf van zich afgezonderd te bevinden. En inderdaad, ieder eenigszins geletterd Hollander kent, buiten zijn moedertaal, die hij nooit verwaarloost,Ga naar voetnoot(*) Duitsch, Engelsch en Fransch. Hebben ze daarom hun eigen aard verloren? Ze zijn, ik herhaal het, een schitterend voorbeeld voor onze flaminganten. Zij, ten minste, kunnen reine liefde voeden zonder bekrompen te haten. Ze weten ook hun eigen taal diep te beminnen en desnoods krachtig te verdedigen, terwijl ze terzelfder tijd de talen van andere natiën beoefenen en beminnen. Onze wilde, onverzoenlijke flaminganten houden niet van de Hollanders, alhoewel zij ze Stambroeders noemen, wanneer zich een voordeelige omstandigheid voordoet. In den grond haten ze hen bijna even sterk als ze de Franschen haten’)!!!Ga naar voetnoot(**) Denk nu eens na hoe verstandig dat beredeneerd is. De franskiljons verwijten aan de flaminganten hun bekrompenheid en zeggen, dat de uitslag van hun streven geen andere kan zijn dan de Vlamingen van de beschaving af te snijden, ze door een Chineeschen muur te omringen. Dat zeggen ze, wanneer de flaminganten er naar streven, dat de moedertaal de voertaal zou worden van het verfranschte middelbaar onderwijs en ook van het hooger onderwijs in de Hoogeschool te Gent. Voor hen kan geen andere taal dan de Fransche het voertuig zijn van ons geestesleven. Voor M. Buysse staat het volstrekt buiten kijf, dat het peil van de algemeenen geestesontwikkeling in Holland hooger staat dan bij ons. Behalve, dat hij zulks door zijn kennis van de Nederlandsche letterkunde van dezen tijd, van de Nederlandsche periodieken zoowel op het gebied van kunst en letteren als op ieder gebied van de wetenschap, door zijn kennis van belangrijke Nederlandsche uitgaven, waaraan men in Vlaanderen niet zou durven denken, heeft kunnen waarnemen, heeft hij in Holland gewoond en heeft het verschil nog veel beter persoonlijk kunnen waarnemen. Wel in Holland is juist de moedertaal uitsluitend de voertaal van het onderwijs, lager, middelbaar en hooger. De moedertaal is tevens het voertuig van het volledige geestesleven der Nederlandsche natie, van het volksleven in al zijn uitingen. Wel moge men in Holland kringen aantreffen, die het chic vinden een vreemde taal te spreken, Fransch, Engelsch of Duitsch, die liefhebberij blijft zonder uitwerksel op het geheele volk en de invloed van het vreemde neemt niet de verhouding aan van een nationale ramp zooals bij ons. De heer Buysse prijst het in den Hollander, dat hij, niettegenstaande zijn beoefening van vreemde talen toch zelfstandig weet te blijven. Dat is juist iets, wat onze franskiljons niet weten te doen, die volkomen opgaan in hun bewondering voor het Fransch Die bewondering voor het Fransch zou op zich zelf geen kwaad zijn, indien ze niet bracht tot het afleggen van alle zelfstandigheidsgevoel. Aan de Flaminganten schrijft C.B. haat tegen het Fransch en de Franschen toe. Die haat bestaat alleen in zijn verbeelding. Voor haat neemt bij de zeer gewettigde begeerte van de flaminganten om het Nederlandsch de plaats te zien innemen van het Fransch, daar waar het in Vlaanderen door de schuld van de franskiljons door die laatste taal verdrongen werd. C.B. houdt ons Holland als een spiegel voor. Waar heeft hij het in Holland aangetroffen, dat een vreemde taal in plaats van de landstaal gesproken werd in de vergaderingen van Gemeenteraden of Provinciale Staten? Bij ons alleen kan men het bijwonen, dat steunpilaren van de Association flamande in den Provincieraad van Oost-Vlaanderen een verkozene uit den werkmansstand, die vraagt, dat men in 't Vlaamsch zou vertalen wat door die heeren in 't Fransch gezegd wordt, toesnauwen, dat wie geen Fransche redevoeringen verstaat in den Provincieraad niet op zijn plaats is. Als er gehaat wordt, dolzinnig, bekrompen gehaat, dan is het door de franskiljons; de heer B. weet maar te wel, dat franskiljonisme beteekent verachting van, haat tegen de volkstaal. De heer B. houdt ons Holland voor als een schitterend voorbeeld. Maar dat is precies ons ideaal. Wij ook willen onze eigen taal het voertuig zien zijn van ons eigen geestesleven, wat zeer goed gepaard kan gaan met beoefening van vreemde talen. Wanneer de heer B. ons toedicht, dat ons In Vlaanderen Vlaamsch beteekent verbanning van de studie van iedere vreemde taal, dan verkondigt hij tegen beter weten in een onwaarheid. Wie zijn het juist in Vlaanderen, zoo niet de flaminganten, die, behalve het Fransch, nog Duitsch en Engelsch kennen, lezen en spreken? De franskiljon sluit zich op in het Fransch: dat is zijn zaligheid. Hij maakt kennis, ja, met een groote beschaving, maar niet met de wereldbeschaving, want de ziel van het menschdom spreekt zich nog wel uit door andere, krachtiger tolken dan het Fransch. Alleen de onwetendheid van de franskiljons omtrent de Duitsche, de Engelsche beschaving brengt hen aan de frazes, waar ze den mond van vol hebben: la langue universelle, la langue initiatrice par excellence, la langue qui met en contact avec les grandes idées, les grands courant du monde. De franschgezinden sluiten zich zelf en willen ons volk opsluiten niet in een Chineeschen maar in een Franschen muur. Hadden we in Vlaanderen geen franskiljons, geen Vlaamschhatende hoogere standen, geen verfranschte burgerij, dan zouden de taaltoestanden in Vlaamsch België zijn, wat ze in Holland zijn: het ideaal, dat C. Buysse ons voorhoudt en waar wij juist naar streven en dat wel een schitterend, overtuigend voorbeeld mag genoemd worden voor... onze franskiljons. Immers, Holland, C.B. getuigt het, staat hoog in beschaving alhoewel het zich niet laat verfranschen, verduitschen, verengelschen; alhoewel het Hollandsche Volk zich zelf niet tracht om te scheppen tot de mislukte kopie van een vreemde natie. Holland, met zijn eigen taal als voertuig van geheel zijn onderwijs, van geheel zijn geestesleven is dus niet afgesneden van de beschaving, niet ingesloten in een Chineeschen muur. Wat krachtiger bewijs kan C.B. - meenende de flaminganten te bestrijden - bijbrengen om de franschgezinden te ontzenuwen, dat het streven van de Vlaamschegezinden hun volk tot achterlijkheid doemen moet. Waren de lezers van het Bulletin van de Association maar tot logisch denken in staat! |
|