verzacht men den onverwachten indruk van hetgeen men er terecht of ten onrechte stootend in vindt, eene verzachting die door de noodzakelijkheid om het in onze taal over te zetten, ontstaat. Franschen zullen in een dergelijk geval Engelsche woorden, Engelschen zullen er wellicht Fransche voor gebruiken. In ieder geval is deze gewoonte niet toe te schrijven aan hetgeen men taalverbastering behoort te noemen.
Nu echter dit onderwerp wordt aangeroerd, mag misschien wel gewezen worden op een Fransch-Hollandsch zeer leelijk woord, dat we best zouden kunnen missen. Aanleiding er toe wordt gevonden in de dezer dagen binnengekomen Comptabiliteitswet van minister Pierson. Nevens uitnemende schrijvers en dichters, zijn het vooral de wetgevers, die zeer vruchtdragend den strijd tegen vreemde woorden kunnen aanbinden en het ingang vinden van nationale uitdrukkingen bevorderen, omdat de dagelijksche toepassing der wettelijke voorschriften de menschen dwingt de daarin opgenomen woorden te gebruiken.
De § 3 van wet I zegt namelijk te handelen ‘Van de comptabelen’, terwijl veelzeggend voor dit leelijke woord kon gesteld worden, ‘Van de rekenplichtigen’. Dat dit werkelijk bedoeld wordt, verklaart de aanhef dier paragraaf zelf, n.l. de bepaling in art. 19: ‘Alle personen en administratiën, die gemunt geld, bank- of muntbiljetten, effecten of coupons, het Rijk toebehoorend of in 's Rijks kas gedeponeerd, onder zich hebben, zijn comptabelen en als zoodanig, voor zoover zij een zelfstandig beheer voeren, rekenplichtig aan de Algemeene Rekenkamer.’
Waarvoor men even goed zou kunnen lezen, b.v.: ‘Alle bewaarders van gemunt geld... het Rijk toebehoorend of 's Rijks kas toevertrouwd, zijn rekenplichtigen, en als zoodanig, voor zoover zij een zelfstandig beheer voeren, verantwoordelijk aan de Algemeene Rekenkamer.’
Tegen de uitdrukking Comptabiliteitswet is daarentegen geen bezwaar; niet slechts wegens hare welluidendheid en het burgerrecht dat ze in onze taal heeft gekregen, doch omdat hare vervanging door b.v. Rekenplichtigheidswet door de beperkter beteekenis minder gelukkig zou zijn. Er komen o.a. in zulk een verordening voor bepalingen over aanbestedingen, die de rekenplichtigheid in engeren zin niet omvatten. Voor eene opvolging harer voorschriften hebben toch in de eerste plaats te zorgen de uitvoerders der begrooting, de departementschefs enz.
Nog ééne opmerking.
Schrijver dezes herinnert zich, dat Van Lennep het woord betrokken afkeurt. Zijne volstrekte afkeuring deel ik niet; het woord is in eene verordening soms op zijne plaats, ten einde geen aanleiding tot misverstand te geven; doch niet de geringste onduidelijkheid zou ontstaan, als b.v. in de volgende slotzinsnede van art. 12 (en ook elders) overal het betrokken werd weggelaten, aangezien de er voor staande bepalende lidwoorden, afdoende duidelijk de bedoeling aanwijzen:
‘Door ons kan echter om bijzondere redenen, zoolang de betrokken dienst nog niet is afgesloten, bij een aan de Algemeene Rekenkamer mede te deelen besluit de voldoening van zoodanige vorderingen worden toegestaan, mits zij binnen 23 maanden na den aanvang van het dienstjaar bij het betrokken Departement of de betrokken administratie zijn ingediend.’
Wanneer men zoo doorgaat, verliest het bepalende in onze lidwoorden allengs geheel zijne beteekenis, wat jammer zou zijn. De woordjes de en het willen zeggen dat men het betrokkene bedoelt; anders zou men schrijven een.
Den Haag, 26 Juli 1900.
P.H. Van der Kemp.