Cyriel Buysse.
De Association flamande pour la vulgarisation de la langue française had aan den Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs een toelage gevraagd tot het verspreiden van een boekje, waaruit de ‘Franschmans’ Fransch zouden kunnen leeren. De ‘Franschmans’ zijn de arbeiders, die ieder jaar bij honderden uit de twee Vlaanderen naar het Noorden van Frankrijk trekken om daar door landbouwarbeid een stuiver te verdienen. De Minister heeft de toelage geweigerd. De Association heeft zich dan tot den Provincieraad van Oost-Vlaanderen gewend om een toelage te bekomen. Hier werd het toekennen der toelage bestreden, o.a. door Mr. O. Buysse, niet omdat eenige kennis van het Fransch aan de Franschmans niet zeer goed zou te stade komen, maar omdat bewuste Association door het verspreiden van kennis der Fransche taal geen ander doel heeft dan den ondergang van het Nederlandsch in België. De toelage werd evenmin door den Provincieraad toegestaan.
Een lezer van den Bien Public doet opmerken, dat er reeds sedert lang werkjes bestaan in den geest van het door de Association gewenschte. Hij vestigt o.a. de aandacht op een dergelijk werkje, dat reeds zijn twintigste uitgave beleefde en doet er de degelijkheid van uitkomen. Dan voegt hij er bij: ‘Dat handboek kan trouwens tot twee doeleinden gebruikt worden: aan de Vlamingen Fransch te leeren, aan de Walen Vlaamsch. De Association zou dat boekje nuttig kunnen raadplegen, wanneer ze een tweede Vlaamsche uitgave van hare statuten zal bezorgen: de eerste uitgave bevat, van haar tweede tot haar laatste woord, inderdaad vele uitdrukkingen, die onvlaamsch zijn in de beteekenis, waarin ze gebezigd werden.’
Hierop komt een der secretarissen van de Association uit den hoek met een uiterst verrassende mededeeling.
‘Indien het Vlaamsch, dat we gebruikten bij 't opstellen van onze statuten, uw lezer niet kan bevallen, dan is het waarschijnlijk omdat hij zich vergist omtrent zijn eigen bevoegdheid in deze zaak.
Daar we van het eerste oogenblik af voorzagen, dat we deswege aan domme aanvallen (ineptes attaques) zouden blootgestaan hebben, hebben we zorg gedragen ons voor het opstellen van den Vlaamschen tekst van onze statuten en van ons manifest te wenden tot onzen collega, Cyriel Buysse, Nederlandsch letterkundige.’
Die Nederlandsche letterkundige, die door de uitgave van zijn werken in Holland en door de opneming van zijn romans en novellen in Hollandsche tijdschriften een aardigen duit verdient, helpt in België een handje om 't Nederlandsch uit te roeien.
Bizonder stichtend!
* * *
Hollandia (30 Juni) bevat de mededeeling, dat voor de leden, werkzaam bij het Belgisch Gezantschap in den Haag, de kennis van onze taal verplichtend gesteld is.
‘'t Schijnt eigenlijk zoo vanzelf sprekend, dat 't meer verbazing wekt, dat dit nu pas gebeurt!’
Er zijn zoovele dingen, die ‘zoo vanzelf sprekend schijnen.’ Zoo zal het den Vlaming ‘vanzelf sprekend schijnen’ dat hij bij 't reizen op Nederlandsche spoorwegen Nederlandsche spoorwegkaartjes zal krijgen. Toch niet. Als hij van Amsterdam naar Antwerpen terugkeert, krijgt hij een kaartje, waarop de bestemming alleen in 't Fransch gedrukt staat. Onze kaartjes naar Amsterdam zijn ten minste tweetalig.
* * *
Onder de ‘zoo vanzelf sprekend schijnende’ dingen, behoort ook nog, dat de Belgische Regeering de wetten door het Belgische Parlement aangenomen zou naleven, b.v. art. 137 van de Wet op de Burgerwacht van 1897. De Majoor-Bevelhebber van het korps der jagers-verkenners van Gent had aan den Minister voor zijn korps de toelating gevraagd om zich naar Middelburg te begeven om de uitnoodiging te beantwoorden van de schutterij van die stad. Het weigerend antwoord van den Minister is in 't Fransch en is in die taal gezonden geworden aan de jagersverkenners: aldus wordt het art. 137 toegepast, dat zegt dat alle berichten, mededeelingen enz. aan de schutters in Vlaamsche gemeenten in 't Nederlandsch zullen gesteld zijn.
* * *
Den 8en Juni werd door de Vlaamsche Wacht van Antwerpen een banket aangeboden aan den vader van de Gelijkheidswet, Juliaan De Vriendt, bij zijn aftreden als kamerlid. Aan het feestmaal zaten talrijke flaminganten aan. Dat er getoast en gezongen werd hoeft niet gezegd te worden. Aan te stippen een kernachtige rede van A. Buyl, waarin hij verklaarde, dat de Vlaamsche Beweging in de Kamer volkomen op hem mocht rekenen.