Bij de foto's van het gedenkteeken voor Jan Frans Willems.
VOOR Willems, den vader der Vlaamsche beweging, geen beeld, omhangen met zwierige toga of in span broek en plakkenden rok. Mooi was hij al bij zijn leven niet en gebeiteld of gegoten zou hij geen figuur hebben kunnen worden, waar naar de nakomelingen met trots en welgevallen opzien.
Zeer juist heeft de Brusselsche beeldhouwer, Isidoor de Rudder, dit ingezien. Hij schiep een groep, vol gedachte, verzinnelijkend hetgeen Jan Frans Willems voor zijn volk is geweest. Het is Vlaanderen, naar Ledegancks woord: ‘als maagd die uit den doodslaap schiet’. In haar vollen luister wordt zij herboren voor het jonge leven, omgolfd nog van het Gothische kleed, dat zij droeg in het schitterend tijdperk, toen zij machtig was en rijk. De sluier die haar dekte, wordt opgeheven door den genius van Vlaanderen, als jongen, forschen man.
Reinaert de Vos.
Het Vlaamsche Lied.
Op de zuil Willems borstbeeld. Hoog het ideaal, lager het leven
Mooi zijn aan de zijkanten de beide basreliefs, het half verheven beeldwerk, de Vlaamsche moeder het lied zingende voor haar kind, dat die tonen nooit vergeet. En dan de Zegepraal van Reinaert de Vos, het onsterfelijke dierendicht, waaraan Willems zijn naam heeft verbonden. Koning Nobel en zijne gemalin, Ezel Herrie, Haan Cantecleer, Wolf Isegrim en Kater Tibert deinzen weg naast Reinaerts krachtige figuur.
Het staat op het St. Baafsplein te Gent vóór den nieuwen Vlaamschen schouwburg, omgeven door de statig voorname hoofdkerk, de Lakenhal, het Belfort, zinnebeelden van Gentschen bloeitijd in geloof, in handel en in vrijheidszin. Beter plaats kon Willems niet verlangen.
De geschiedenis van dit standbeeld is een les voor ons Nederlanders, die onze groote mannen begraven in de boeken.
Toch niet altijd! Haarlem heeft zijn roem, Frans Hals, openlijk geëerd. Voor hem onnoodig, voor Haarlem zelf vervulling van een eisch. Een volgenden keer daarover.