Oost en West.
‘HET Algemeen Nederlandsch Verbond wil in één bond alle krachten vereenigen, welke de Nederlandsche stam over de wereld beschikbaar heeft voor den (vreedzamen) strijd tot handhaving van zijn zelfstandigheid en zijn taal.’
‘Tot den Nederlandschen stam worden gerekend de Nederlandsche koloniën Curaçao, Suriname en Oost-Indië.’
Zoo luidt het in onze statuten en toen in December 1898 in eene vergadering van den tak Johannisburg het voorstel was gedaan, om den naam ‘Verbond’ te veranderen in ‘Taalverbond,’ werd in een hoofdartikel van Neerlandia van Februari 1898 duidelijk uiteengezet, waarom aan dat voorstel geen gevolg kon worden gegeven.
‘Verbond en niet Taalverbond, omdat de bemoeiingen der Vereeniging zich niet zullen beperken tot uitsluitend taalbelangen, maar dat ze, zoover hare krachten reiken, de stoffelijke en zedelijke belangen van onzen stam wil behartigen. Zoo zal er niet alleen geijverd worden om taalrechten te doen erkennen en de krenking er van te keer te gaan, maar zal de Vereeniging ook werkzaam zijn, waar ze kan, om het algemeen beschavingspeil van onzen stam te doen stijgen, de uitingen van een eigen kunst te bevorderen, zijn zelfstandigheid te handhaven en zijn stoffelijken welstand te verhoogen.’
Deze ruime opvatting der taak van het Verbond. gaf aan de voor eenige maanden te 's Gravenhage opgerichte vereeniging ‘Oost en West’ aanleiding, om aan samenwerking te denken en gaarne voldoet zij dan ook aan het verzoek, om in Neerlandia met een kort woord, haar doel en haar streven uiteen te zetten.
‘Oost en West’ wil Noordelijk-Nederland, d.i. het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk feitelijk tot één brengen met de beide andere deelen, die in Oost- en West-Indië tusschen de tropen zijn gelegen.
Het wil trachten dit te doen door bij alle Nederlanders in Europa de kennis van onze Indiën en van zelf dus ook de liefde er voor, op hooger peil te brengen. Verbeterd onderwijs in die richting voor de jeugd, populaire voordrachten en geschriften voor de ouderen moeten daartoe de middelen zijn.
Het wenscht de verbroedering te bevorderen door den Indiër, die in Europa komt en er dikwijls vreemd is, in alles behulpzaam te zijn; door hem, wanneer hij zijne kinderen moet achterlaten of ze, voor onderwijs uit de Indiën naar Europa moet zenden, de zekerheid te geven, dat er voor die kinderen goed zal worden gezorgd, dat over opvoeding en onderwijs toezicht zal worden gehouden.
Het wenscht verder ook de stoffelijke belangen van de Indische gewesten te bevorderen en er het algemeen beschavingspeil te verhoogen door het aanmoedigen van nijverheid en kunstnijverheid door het doen herleven van de oude, eigen kunst.
En dat dit laatste hand aan hand gaat met het veld winnen der Nederlandsche taal ook onder de Inlandsche stammen, wie zal het betwijfelen, die de rede heeft gehoord of gelezen, door den in Nederland studeerenden Raden Mas Pandji Sosro Kartono, zoon van den Regent van Djapara, op het jongste Gentsch Congres in Augustus 1899 uitgesproken.
De Vereeniging ‘Oost en West’ en het ‘Algemeen Nederlandsch Verbond’ zijn dus bestemd, om elkander krachtig de hand te reiken.
Wij kunnen daarom Neerlandia vragen, om voor ons propaganda te maken bij hare lezers.
De Oost-Indische groep van het Alg. Ned. Verbond, waarvan sprake is in het jongste November-nommer van het maandschrift, zal zeker nu wel reeds zijn opgericht, zooals ik trouwens meen reeds in de dagbladen gelezen te hebben. Hare leden zullen ook bij ons lid kunnen worden, om met zooveel te meer kracht de ontwikkeling, beschaving en welvaart in Oost-Indië te kunnen bevorderen. Maar ook onder de Nederlandsch sprekende lezers van Neerlandia buiten Oost-Indië zullen er, naar wij hopen, velen zijn, die iets gevoelen voor de taak, die wij op ons hebben genomen en die in het algemeen het welzijn van den Nederlandschen stam ten goede komt.
Wij stelden opzettelijk eene minste bijdrage vast van f1. - 's jaars voor de leden en van f5. - 's jaars voor begunstigers, opdat die voor bijna niemand een beletsel zouden zijn, om zich bij ons aan te sluiten.
Wij laten hier volgen de artikelen van onze statuten, die een nauwkeurig beeld geven van onzen werkkring.