Neerlandia. Jaargang 4
(1900)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-en-WestMededeelingen uit Curaçao.BRIEVEN met adressen als: ‘Den Hoog Edel Gestrengen Heerworden zeldzaam, en de tijd is gelukkig zoo goed als voorbij, waarin men er in het moederland niets vreemds in scheen te zien om aan iemand op Curaçao een pakje te sturen met verzoek dat door de meid aan N.N. in Suriname te laten afgeven. Men weet thans - ik hoop vrij algemeen - dat honderden mijlen zee deze kolonie's scheiden en dat Curaçao en Suriname verschillende belangen hebben. Vooral in de laatstgenoemde kolonie begint men meer en meer belang te stellen, dank zij hare rijke hulpbronnen, en men is, geloof ik, van hare toestanden over het algemeen vrij wel op de hoogte. Van onze Antillen worden echter nog soms rare dingen verteld. De Amsterdammer berichtte in No. 935, blz. 6, dat op onze West-Indische eilanden door de blanke bevolking uitsluitend Hollandsch wordt gesproken! Verleden jaar werd er door een lid der commissie van rapporteurs bij de behandeling van de Curaçaosche begrooting gevraagd of het waar was, dat op Saba - van de andere bovenwindsche eilanden werd niet gerept - de rechtspraak in het Engelsch geschiedde! Zulke zaken leveren aan ons kolonisten het afdoend bewijs - dat ik ook den lezer duidelijk hoop te maken - dat in het moederland de kennis onzer Antillen lang niet zóó is, als men die hier wel zou wenschen. Dit kan zeker noch het moederland, noch der kolonie ten goede komen en gaarne maak ik dan ook gebruik van de gelegenheid mij aangeboden om in Neerlandia onze Antillen nu en dan eens ter sprake te brengen. Curaçao, 1899. T.H.J. Hamelberg. | |
I.
| |
[pagina 25]
| |
spreken. Dat zij dit echter slechts zelden doen, ligt voor de hand. In het Engelsch spreken zij met hun gasten; in die taal geven zij hunne bevelen aan het bedienend personeel, zonder haar kunnen zij geen transactie's doen of inlichtingen bekomen, kortom, zij zijn aan haar gebruik zóó gewoon geraakt, dat men hen vaak onder elkaar Engelsch kan hooren praten. Op de gouvernementsscholen op St. Eustatius en St. Martin is er gelegenheid tot het ontvangen van onderwijs in de Nederlandsche taal, doch geen of slechts zeer enkele leerlingen maken daarvan gebruik. De godsdienstoefeningen worden er in het Engelsch gehouden; op de zittingen der rechterlijke colleges en der raden van policie hoort men niets dan Engelsch; de gouvernementsaankondigingen zijn in het Engelsch gesteld - in één woord, het is er bijna alles Engelsch en een vreemdeling zou zich op die eilanden zeker niet in Hollandsche kolonie's wanen, als de van de forten wapperende vlaggen hem voor zijn aankomst niet op de hoogte hadden gesteld. Tot dit ‘verengelschen’ van onze bovenwindsche eilanden hebben verschillende oorzaken samengewerkt. Reeds vroeg moeten Engelschen een groot deel der bevolking hebben uitgemaakt, want reeds in 1658 werden op St. Eustatius de godsdienstoefeningen in de Gereformeerde kerk om beurten in het Hollandsch en in het Engelsch gehouden. De eenmaal uitgebreide handel van de kolonie St. Eustatius (waartoe St. Martin en Saba behoorden), werd voor een groot deel met Noord-Amerika en met de Engelsche West-Indische kolonie's gedreven. De West-Indische Compagnie schijnt zich aan de handhaving van de Hollandsche taal weinig te hebben laten gelegen liggen: het blijkt tenminste niet, dat zij zorg droeg voor het onderwijs in die taal. Gedurig is de kolonie in het bezit der Engelschen geweest en, nadat zij in 1816 voor goed aan Nederland werd teruggegeven, was zij in zulk een staat van verval, dat er van gedurigen aanvoer van Hollandsche kolonisten geen sprake meer kon zijn. Ten slotte werd een 25-tal jaren geleden officiëel vergunning gegeven, dat bij de behandeling van zaken voor rechtscolleges de Engelsche in plaats van de Hollandsche taal zou mogen worden gebezigd - en dit brengt mij als van zelf op het tweede punt, dat ik mij voorstelde te behandelen: de rechtspraak. |
|