De Nederlandsche zanger in alle gezelschappen(1852)–Anoniem Nederlandsche zanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van meer dan 100 uitgezochte gezelschaps-liederen Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] No. 33. De bloemist. Wijze: Venez, venez dans mon parterre. Gij die behagen schept in bloemen, Treed binnen in mijn bloemenhof, Ik heb voor aller wenschen stof, En mag op keur van schoonheid roemen; Op dezen welbeplanten grond Kan men zijn keur den teugel vieren, Men moet op dit benedenrond, Het levenspad met bloemen sieren. 'k schenk 't Kruidje roer mij niet den fijnen, Deez' Blaauwe Klokjes aan den gek, Deez' Gouden Knopjes aan den vrek, Narcissen aan die schoon wil schijnen, Den Scherpen Esdoorn aan den nijd, Slaapbollen schenk ik aan den tragen, Deez' Wilgentakjes aan de vlijt, De Zonnenbloem die gunsten vragen. Den helden schenk ik deez' Laurieren, Deez' Duizendschoontjes aan de jeugd, Deez' Blanke Lelie aan de deugd, En de Eik zal 't hoofd der burgers sieren; Den Populier den babbelaar, De Bloeijende Aloë den grijzen, Dit Judasgeld den woekeraar, Die Passiebloem schenk ik den wijzen. Aan smachtende Sentimentelen Schenk ik het Juffertje in het Groen; Zij die verliefde wenschen voên, Zal ik met Myrthe en Roos bedeelen, Mijn liefdesvoorwerp zal me altijd Hoe langer en hoe liever wezen, Aan haar heb ik een Roos gewijd, Waaraan geen doornen zijn te vreezen. Aan onzen goeden dappren Koning Wordt al wat fraai is aangeboôn, Aan zijnen dierbren oudsten zoon [pagina 47] [p. 47] Strekk' Palm en Lauwer tot belooning; Den Gouden Regen aan ons land, De Olijf aan alle Mogendheden, Maar ieder vuige dwingeland Stell' zich met Duivelsbrood te vreden. Vorige Volgende