De Nederlandsche zanger in alle gezelschappen(1852)–Anoniem Nederlandsche zanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van meer dan 100 uitgezochte gezelschaps-liederen Vorige Volgende No. 28. Schoon Elsje in de stad. Romance. Muzijk door H. Reinhold, Organist te Nijkerke. O ja, vriendinnetjes, 't is waar, 'kwas onlangs in de stad, Maar ach! ik ben, rond uit gezeid, niet op haar spraak gevat. Zij praten daar zoo wonderlijk en van zoo vreemde zaken. Ik wist niet of ze nederduitsch, dan of z' arabisch spraken. D' een zei, er stond een lenteroos te bloeijen op mijn wang; [pagina 39] [p. 39] Die zag twee sterren in mijn hoofd, 'k werd voor mij zelve bang; Deez' zwoer: 'k had pijlen in mijn oog, en kwam zijn nood mij klagen, Een vierde kermde van de pijn, 'k had hem een wond geslagen. Men gaf mij tanden van ivoor, en haar van zij (hoe raar!), Mijn hals was van het schoonst albast, waarvoor mij God bewaar. 'k Had, zei een oude modegek (ze zijn in stad niet wijzer Wijl ik hem uitgelagchen had, een hart van staal en ijzer. Een dikkop kon het aan mij zien, het deed mij waarlijk pijn, Vrouw Venus was mijn moeders naam, en ik moest Kupô zijn; Dat noem ik liegen dat het kraakt, of zou niet ieder weten, Dat ik de dochter van Mary en Elsje ben geheeten? d'Een greep regt vinnig naar mijn hand; Een ander, in de greep, (hoe valsch!) gaf me op den voet een trap; Een derde kneep mij in de kin, terwijl mij d'andren plaagden, En noemden mij al schimpend vast, de koningin der maagden. Men knielde voor mij neer en zwoer (wat booze spotternij!) 'k Was, (zal ik 't zeggen?) een' godin, aanbidden moest mijn mij, Zoo waar ik dan (ik schrikte er van, toen ik het regt doorgrondde,) De vrouw van onzen Lieven Heer (vergeef Hij mij de zonde!) In 't kort, men hoort in stad een taal, 't is waarlijk zond' en schand, Zij zien ook alles anders, dan wij menschen op het land; O neen! naar stad ga ik niet weêr; daar zijn het rare snaken, Veel beter kan ik mij met Jan, of Pieterbuur vermaken! Vorige Volgende