De Nederlandsche zanger in alle gezelschappen(1852)–Anoniem Nederlandsche zanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van meer dan 100 uitgezochte gezelschaps-liederen Vorige Volgende No. 23. Verlangen. Wat toeft gij, die in 't eenzaam duister, Gelijk een Engel, voor mij zweeft; Wat toeft gij, die me een zacht gefluister, Als mij bestemd, verkondigd heeft? bis. Ik reik, van zoeten waan bedrogen, Mijne armen, naar uw beeldtnis uit, Zij deinst terug, zij is vervlogen, En laat me alleen der smarten buit! bis. Wat toeft gij, dat een vruchtloos haken, Als middagbrand, mijn bloei verzengt, Zal nooit, ach nooit! de stond genaken. Die u mijn wenschen tegenbrengt? bis. Genees het hart aan u geschonken, Eer 't in zijn duldloos wee verkwijn'; En laat, uit uwe hand gedronken, Mij 's levens kelk tot vreugde zijn! bis. Vorige Volgende