De Nederlandsche zanger in alle gezelschappen(1852)–Anoniem Nederlandsche zanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van meer dan 100 uitgezochte gezelschaps-liederen Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] No. 9. Aria. De ceder prijkt in Palestina's oorden, Terwijl de olijf Provences dalen siert, En de laurier, aan Arnoo's rijke boorden, Met druif en loof, langs bloeijende oevers zwiert. De acasia, die elders stormen duchten, Siert onzen grond, beschut door d'edele plant, d'Oranjeboom schonk steeds de schoonste vruchten, Aan 't braafste volk, aan 't trouw Noord-Nederland. Haar lommer dekt, hoe onheilsdonders klettren, Haar bloesem praalt, hoe ook de stormwind loeit; Kon 't bliksemvuur den trotschen eik verplettren, God hoedt de stam, die hier zoo heerlijk bloeit; Die hulpe zoekt, rust in haar schaduw veilig, Haar lieflijk groen, streelt koest'rend iedre plant; d'Oranjebloem blijft daarom altijd heilig Aan 't trouwste volk, aan 't volk van Nederland. Vorige Volgende