De Nederlandsche zanger in alle gezelschappen
(1852)–Anoniem Nederlandsche zanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van meer dan 100 uitgezochte gezelschaps-liederen
[pagina 16]
| |
Wat toch baat het rnst'loos klagen,
Wij zijn eenmaal in het schuitje, en de nooddwang
voert ons meê. bis.
Ja, wij varen zonder pozen,
Naar de aan ons bepaalde steê,
Of wij bange zuchten lozen,
Of bij 't varen dart'lend kozen,
Wij zijn eenmaal in het schuitje, enz. bis.
Leert op reis een schat vergaren,
Die u maakt in 't lot gedwee,
Stoort u aan geen lijfsgevaren,
Wees slechts vrolijk onder 't varen.
Gij zijt eenmaal in het schuitje, enz. bis.
Draait het land u ook voor de oogen,
Woelt het water als een zee,
Wordt de schuit ook fel bewogen,
Mort niet om uw zwak vermogen,
Gij zijt eenmaal in het schuitje, enz. bis.
Laat ons 't reizen niet vergallen,
Door een onvoldane beê,
Laat ons nooit op krachten brallen,
Want de wijste van ons allen,
Is en zit toch in het schuitje, enz. bis.
Zeilt uw vaartuig niet voorspoedig,
Zoekt gij nog vergeefs een reê,
Valt u de arbeid nog zoo bloedig,
't Oog in 't zeil, het hart slechts moedig,
Gij zijt eenmaal in het schuitje, enz. bis.
Hij, voorzeker, reist het beste,
Die, met schuit en vaart te vreê,
Dankbaar bezigt wat hem reste,
Nooit het oog op meerder veste,
Hij zit eenmaal in het schuitje, enz. bis.
|
|