Nederduitse en Latynse keurdigten
(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij
[pagina 551]
| |
Want in dien lusthof stont een boom,
Gelaên met dier verbode vruchten,
Daar d'eerste moeder om moest zuchten,
Als zy haar lusten gaf ten toom.
Een boom, waar aan schoone appels hangen,
Staat ook in Hollants paradys,
Oranjevrucht, verbode spys,
Daar reukeloozen naar verlangen.
Behaagde d'appel Grootmoêrs oog,
Dees magtig oog en tong te vleien
Mogt u, o schoonste maagt, verleien.
Denk hoe de slang de vrou bedroog.
Wat trof haar die verbode smette
Met naberou en hartenleet!
Wat bittre nasmaak had die beet,
Als ze in dat ooft de tanden zette?
Ai wacht uwe oogen, wacht uw hant.
Laat u geen schoone glimp bekoren,
Noch ga als d'eerste mensch verloren,
En vat de doot niet met den tant.
L. BAKE.
|
|