Nederduitse en Latynse keurdigten(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 535] [p. 535] Op een glas door des Digters Meid gebrooken. Daar ik door uw glazen loop, Van het mutsje tot de stoop! Heemskerk, breekt 'er geen aan stukken; En myn meid en raakt maar pas, Met haar vingers aan een Glas, Zonder (zeidz') het eens te drukken, Of het valt van schrik daar heen: Dog het lag m'al op de leên, Dat het van die pasgeraaktheid, Of van 't vallend-euvel-quaad Om zouw komen; maar wat raad! Alles heeft zyn onvolmaaktheid: En hoewel je nu zoo mild, Vriend, die scha vergoeden wilt; 't Kan de domheid niet verschoonen; Spaar uw goedheid, en uw gunst, Want die naklagt kan uw kunst Nog uw arbeid niet beloonen. Die geraaktheid van voorheen, Vrees ik dat met d'eige weên Onverwacht op ons zal komen: En dat vallend ongeval Is een ziekte, die voor al Hier gevaarlyk staat te schromen: En de meiden langs hoe meer Wyten 't onzen lieven Heer, 't Geen ze zelfs zoo dom bedryven, 't Is haar schuld niet! schoon bescheid! Eige roekeloos beleid God of't noodlot toe te schryven: Maar zy zyn het niet alleen, Want zy hebben dit gemeen Met veel groote Schooldoctoren: Hou dit, Heemskerk, dan te goê ('t Heeft het weg, het leit 'er toe) [pagina 536] [p. 536] Aan onze yd'le Daneloore. Ik verheug m' in uw geschenk Als ik aan uw kunst gedenk, In 't bespieg'len van haar trekken, Daar die zwier zig t'samen weeft Die begin nog end en heeft Welk het oog ligt kan ontdekken. Maar een handelooze meid, Voegt, gelyk ik heb gezeid, Haast begin en eind te samen: Des, hoe zeer z' onsterff'lyk scheen, Vliegt uw hooge geest daar heen, Dat het eeuwig my moet pramen. Nog iets tot een kort nawoord. Facet Spera leit 'er toe. Zyn w' het doen en 't hopen moe? Neen voorwaar niet, d'Amstelheeren Doen 't nu op een and'ren voet, Dat ons weder hopen doet: d'Uytkomst moet de tyd ons leeren. Een ander aan den zelven. 'k Zit in 't hoekje van den haart, Heemskerk, dat gy by my waart, 'k Zouw 't u zeggen zonder schryven; Want terwyl ik bezig ben, Vriest den Int my in de pen, Dat ik niet en kan bedryven. 'k Schy'er uyt en laat het staan Die U groet Uw Vriend Vorige Volgende