Nederduitse en Latynse keurdigten(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 502] [p. 502] Waarschouwinge, Tot welstant van den Polityken staat: Aanwyzende de onheylen van 't geestelyke synode. Euripilus die dwong der Grieken Heerschappy: En Diomedes die neemt aan Ulisses vleyen, En bragt de Tranen, en de Vorsten tot het schreyen, Mits ziende haren Nek, betreên met Monarchy Van Dienaars, die ten dienst van afgesloofde Grieken, Die tien jaren vol moeds, repten haar snelle wieken. Geen kragt was 't die bedwong Oyt eenen Priesters Tong, Maar weyden breed en grof Trots Nestor, Ja het Hof: Zoo kan 't schynheilig Volk, beroeren Ryk en Steden, En stelen van het Regt, geregtigheit en reden: Men dwingt om 't groot gezag, om statelyke pragt, Dat is 't Synode, dat op niemand meer en agt, En wyst naar met een vinger, Des Hollands Blixem-slinger, Verstoot de Hoogste staat, Dat die als t'onder gaat, Haar woorden zyn lieftallig, Haar aanschyn schynt bevallig. Ziet voor u Heeren, want zy zullen in den Top Beklimmen u wen Staat, en steig'ren boven op: De Geestelyke gonst, en kan geen regt verdragen, Zy regten liever zelf, het land zal daar van wagen: Zoo gy met volle magt niet hout aan vaste band Dees Bedel-bengels, en nog bedelaars van 't landt. Wat 's Vryheit en de Eer? Och Heer! ten is niet meer: Bedwingt de Papery: stelt staag dog vast in voordeel, Schopt uit de Dwing'landy en Regt voort naar uw oordeel. Vorige Volgende